Aleph en Marcilius, kerkheer respectievelijk te Rolde en Zuidlaren, bepalen - in het geschil tussen de abdijen van Dikninge en van Assen over het recht van herberg van de abdij van Dikninge over de hof te Halen (met de tienden te Halen aangekocht van Otto van Norch) - dat de abdij van Dikninge 2 maal per jaar "eens by grase ende eens by koerne" intrek mag nemen in de hof, hetzij dat de abt komt "self vierde met vier perden" hetzij dat hij zendt "twe personen met twen perden"; en dat in geval van weigering door de abdij te Assen de abt c.s. elders zijn intrek nemen en zijn onkosten dubbel op de abdij te Assen verhalen mag. Met medebezegeling door abt en gemeen convent te Dikninge, ten getuige dat zij deze uitspraak zullen nakomen.

Wij Aleph kercheer to Rolde ende Marcelius kercheer to Zuutlaren doen kundich allen luden de dessen breef solen sien
oft horen lesen dat wy ghescheyden hebben den abt ende dat convent van Dickeninghen an de ene zijde ende de abdisse
ende dat convent van Assen ande ander zyde van twist ende van discordien de se under hem hadden als van herberghe
de dat convent van Dickeninghen hebben over den hof to Halen ende ghekoft hebben theghen Otten van Norch ende sine
erfghenamen met den tyenden to Halen vorghescreven. Int irst so is unse zegghen dat de abt ende dat convent van
Dickeninghen vorscreven solen hebben twe herberghe des jares over den hof to Halen eens by grase ende eens by koerne in
aldusken manyren: wanneer se de herberghe daer hebben willen so solen se dat weten laten in den hof to Halen achte
daghe oft ses daghe to voren, eer se daer comen. Ende is dat sake dat de abt selven daer comen wil so mach he comen
self vierde met vier perden; ende is des niet so mach he daer senden van siner weghen twe personen met twen perden.
Weret oec saeke dat se oren tokomst daer umboden ende niet en quemen so solde de hof to Halen der herberghe op de
tyd vordraghen wesen. Weret oec sake dat de abt ende sine personen daer niet untfanghen en worden als vorscreven is
ende een zede in den lande van Drenthe is van anderen herberghe so mochte de abt ende sine personen vorscreven riden in ene gude
ander herberghe daer se wolden ende woveel se daer vortereden dat mochten se penden twyscat ut den hove
to Halen tot horen willen sonder wedersegghen des convents van Assen. Ende updat desse scheydinghe ende vorwaerde
ewich stede ende vast bliven so hebbe wy dessen openen breef beseghelt met unsen seghelen. Ende wy abt ende dat
ghemeyne convent van Dickeninghen ghelyen ende loven alle desse vorwaerde vorscreven ewelike stede ende vast to
holden sonder aerghelist. Des hebbe wy unses convents seghel voer an dessen breef ghehangeghen int jaer unses
heren dusent drehondert vier ende seventich up sunte Benedictus dach in der vasten.

x

x

Archiv	Drents Archief
Bestand	Arch. Abdij Assen
Inventarnr.	57
Regestnr.	28
Jahr	1374
Datumcode	Benedi

x

x

Kommentar	Met geschonden zegel van A. in groene was; 't zegel van M. en 't conventszegel zijn verloren.

x

Material	perkament
Abmessung (mm)	25-/110

x

Editionen	OGD, nr. 618

x