Marcelius (pastoor) van Zuytlaren, provisor van het decanaat Drenthia in het schrikkeljaar, wijst in het proces voor hem gevoerd tusschen de abdij in Dickeningh en den heer en de parochianen van Runen voor recht: dat de abt met 12 personen van zijn abdij onder eede zou bevestigen, dat hij tot het bedekken en herstellen medie partis et septentrionalis chori ecclesie in Runen rechtens niet gehouden is, of den eed aan de tegenpartij zou verdragen; dat te bestemder tijd de abt den eed verdroeg; - waarop de heer van Runen en de parochianen besloten afstand te doen van het proces en beloofden met verlating van den eed het bewuste deel der kerk te herstellen; - waarop hij (rechter) besliste, dat de parochianen als liticedentes naar eigen erkentenis verplicht zouden zijn tot het herstellen van het bewuste deel der kerk, telkens wanneer het noodig zou blijken.