De notaris rodolphus de deueren oorkondt, dat - voor johannes wordynge vicaris der kerk in Dwynglo, als commissaris van rodolphus ovynge deken van Drentia, hem en getuigen, - albertus walderkynge vicaris der kerk in Deueren, Rolphus de Emessche, Ludolphus Bardynge, Albertus by Osten en Coep Wyttynge, buren der villa Emeshorn, kerspel-lieden van Deueren, verklaarden schuldig te zijn aan de abdij in Dickenynge uit het nu verdeelde goed Walderkynge in Emeshoren de volgende jaarrenten, reeds sedert jaren betaald, n.l. albertus uit het goed Houwenynge 4 1/2 mud rogge en 4 1/2 mud gerst, ludolphus (sic) de emessche uit het goed altekynge 4 1/2 mud rogge en 4 1/2 mud gerst, ludolphus bardynge 5 mud rogge en 5 mud gerst, coep wittynge 4 mud rogge en 4 mud gerst alles Groninger maat; - dat zij bovendien erkenden als erven schuldig te zijn aan de abdij uit het goed Nardebrynge of Dackerdynge 3 mud rogge en 5 mud gerst, uit het goed Pilleken l mud rogge en l mud gerst, en uit het goed des Zueren l mud rogge en l mud gerst, alles gelegen in Emeshoern; - en dit niettegenstaande zekeren brief over den verkoop van buertynden te Emeshoern, door wijlen johannes abt en de conventslieden in Dickenynge verkocht; - met bepalingen omtrent de betaling.