Jacob Grovens en zijn vrouw Eteken, woonachtig te Groningen, verklaren te hebben verkocht en over te dragen aan de abt en het convent te Feldwert veertig grazen land in Berommer hamrik, met name de Aledeshoerne, groot 4 1/2 grazen, begrensd ten oosten door de Nonsummervenne, ten westen door de Bredewech en ten zuiden door de Gaerenwech, voorts de Gaerevenne, groot zes grazen, de Tondervenne, gelegen ten oosten daarvan en groot zeven grazen, een tweede Gaerevenne, gelegen ten oosten daarvan, groot zes grazen, de Hannevenne, groot 5 1/2 grazen, begrensd ten oosten door de Tyochen en ten noorden door de Gaerenwech, de Luttekevenne, groot twee grazen, begrensd ten oosten door de Tyochten, de Leesbaervenne bij Lyppyngheweer, groot drie grazen, begrensd ten oosten door de noodweg, 't Oertken, groot vier grazen, begrensd ten zuiden door de Bredewech, en tenslotte drie grazen land in een gemeenschappelijke venne, welke verklaring mede bezegeld wordt door Hero, pastoor te Berom, en Barnardus, pastoor te Spijck.
[Transcriptie van ander exemplaar:
kla0864]
Keine Abbildung vorhanden