Harmannus Doccumanus, abt te Felwert alias Oldencloester bij den Dam, Johan Hardestein, priores, Elysebet van Langhen, subpriores, Truye van Deventer, keldermeesteres, Gertruydt van Langhen, sgastenontvangster, Heynrick Sickens, kleedmeesteres, en de gezamenlijke conventualen enerzijds en Johannes Janssen en diens vrouw Griete Jans anderzijds, verklaren overeengekomen te zijn dat laatstgenoemden als proveniers opgenomen zullen worden in het kloosterhuis te Groningen en daar werkzaamheden zullen verrichten ten behoeve van het convent.

Op huyden dato deses zijn verdragen de erwair-
dige en Religieuse Her d. Harmannus Doc-
cumanus Abt tho Feltwert anders Oldencloster
bijden Dam, Juffer Johanna Hardestein prio-
rinne, Juffer Elysbet van Langhen subpriorinne,
Juffer Truije van Deventer Kellersche en
Juffer Gertruijdt van Langhen gastwairdersche,
Juffer Heynricke Sickens kleedtmeestersche
sampt die gemeene Conventualen de selver
Abdye ende Convente an de ene zijde en Johan-
nes Janssen en Griete Jans syn huesvrouw
an deser syde. Als dat die voergedachte Her
prelaet ende Juffers upten name des selven
Convents hebben angenomen ende annemen
midts desen den voerges. Johannes en sijn
huesvrouwe voer proevenairs in het Cloester-
hues tho Groenyngen. Dat in alle trouwe tho
bewairen convents saicken en boetscappen des sal
hoer dat Convent jairlix besorgen twie schuijten
turffs ende hundert schanssen, twaelff mudde
rogge, achtien mudde garste tot molt en twie
mudde havers, ein vette osse, ein vet zwijn,
ein vet scaep, ein halve tonne rode boter
als sal. Heynrick gehadt heeft, ein verndel
witte boter, vier kanterts, twie witten ende twie
groenen, vier scapenkesen, twintich pot berger
visch, ein halff mudde boenen, ein back
arwten, een halff vat zeepe. Des sullen zij
myn her ende die Jufferen en susteren als
sy hijer komen met deelen die gewone portie,
en voerts den Convents bode scipperen en
volck na des dages gelegentheit anbieten
genen ende byer ter redelicheit: Voerts mijn
heeren tafel eerlicken met linnenwaet
als tafellaken en walen soe dat eghet ende
behoert onderholden. Noch sal Johannes en sijn
huesvrouwe voer de dienairs een bedde met syn
toebehoiren onderholden. Voerts een
soldate met een jonghen ofte twee soldaten
(soet nodich) met bedden en linnenwaet
en ander tilbair reedtscap onderholden en
oft gebuerde (dair god voer sije) dattet hues
met merder belastynge beswairt worde sal
tot des Convents laste staen. Oeck wat dat
hues merder an linnenwaet ofte andersins ee-
schet sal tconvent dairinne sustineren. Die
dienstmaghet sal tconvent in hoer loen tot
S. Michiel erstkomende onderholden dair voer
se dan hoer arbeit en vlijth sal anwenden
tot behoeff ende proufijt des huyses ofte Con-
vents. Dan die bedden tot des maghets behoeff
sal Johannes ende sijn huesvrouwe onderholden,
ende die maghet sal Johannes ende syn hues-
vrouwe tot des Convents behoeff bereuen. Hijer
voer hebben Johannes ende sijn huesvrouwe den
Convente vernueget die summe van vier hon-
dert Embder guldens tot dartich Groninger stuver
tstuck, met uijtgedruckte voerwaerden, dat
deene partie den ander een halff jair tho voe-
ren sal mogen opseggen. In welcke gevalle
tconvent die voerges. vier hondert Embder gul-
dens restitueren sal. In kennisse van desen
soe zijn hijer van twie Celen gemaickt alleens
luydende bij partien elcx an sijn sijde onder-
getekent ende tot merder bevestynge des Abts
zeghel hijer onder gedruckt. Aldus gesciet
tho Groenyngen in tvoers. convents huese op
den eersten dag Aprilis A^o vier en zeventich.
Hermanus Doccum Abt thoe Olden-
cloester by den Dam bekenne als voers.
Dyt geleft myn man unde my
Als soe [huismerk] Grete Yans

x

x

Archiv	Groninger Archieven
Bestand	Kloosterarch.
Zugangsnummer	172
Inventarnr.	1
Regestnr.	1114
Olim	Losse kloosterstukken, inv.nr. 2, reg. 113. Reg. Feith 1574.82.
Jahr	1574
Datumcode	0104

x

x

x

Material	papier