Johannes heer van Runen, ridder, staat, met toestemming zijner vrouw Zwederis en zijner dochter Bertradis, voor het zieleheil zijner voorouders en nakomelingen, af zijne rechten op de personen en de goederen van den abt en de kloosterlingen van het St. Maria-klooster in Dickenynghe, zoodat de abt volgens den regel van St. Benedictus vrijelijk mag beschikken over des kloosters goederen zonder zijne inmenging; behoudens zijne tienden van des kloosters goederen; - ontheft bepaaldelijk de kloosterlingen van zijne rechtspraak; - en doet afstand van al zijne rechten met betrekking tot des kloosters 2 molens in Rune en in Blydensteden. Met medebezegeling door Johannes bisschop van Traiectum, Reynaldus heer van Kouordia, Johannes de Claustro ridder, Egbertus cureit in Westerheslen, Johannes Vos De Steenwijc en het gemeene land van Drenthia.