Hans Hesse, drost te Wedde, oorkondt, dat voor hem is verschenen Obke Baertscherer, ende beclagede syck over een doem gegeven door Jacob Prengher, richter te Bellingwolde in een geschil tusschen hem en het convent van ter Apel nopens zes Deymeths landts, gelegen in Bellynckwold der gerichte, die door Enghele, weduwe van Johan Symens ‘myt dem voermunderen’ van wijlen Johan Simens aan 't convent verkocht waren, waarvan Obke wegens zijn huisvrouw den ‘naerkoep’van ‘gedreven’ heeft en den doem aan den drost beroepen, en dat hij drost, een ‘dach van rechte (heeft) angestaelt umme den doem tho verclaren’ waarop er een ‘fruntschapp gegeven ende verdraegen is’ en Obke een som geld heeft gekregen en beloofd heeft met zijne huisvrouw 't convent te ‘waren’ enz.