Burgemeesteren en Raad van Groningen oorkonden, dat het convent van ter Apel in hooger beroep is gekomen bij hen van een doem van Albert Wijfringh, ambtman der beide Oldambten in zake een twist tusschen het convent eenerzijds en Jacob Engelkens en Tjacke Doens anderzijds over eenig land om en bij Winschoten en dat na dat hooger beroep de Stads procureur van wege den rentmeester der stad ook zijn aanspraak op dat land, als bona vacantia had doen gelden en dat toen was overeengekomen tusschen partyen en de stad om een compromis aan te gaan en dat daarbij o.a. aan het klooster 4 deimaten land waren toegekend, ook van wege ‘der grdè excessive coston int vervolch des processes angewendt tho dem des olene vernoegentheit desselven conventes’.