Ludeken Johanssoen richter te Zwolle oorkondt, dat johan ovinghe van Pesse overdroeg voor een edel eigen aan de abdij te Dickeninghe een heerenpacht van l0 pond als eerste pacht uit de helft van 8 morgen land min l hont 127 roeden in Mastebroec in Voerster en Westenholter slaghe aan de Nie Weteringhe, waarvan aan zijne dochter willam de andere helft behoort, door haar geërfd van hare moeder femme. Met voorwaarde dat, wanneer johan de helft zijner dochter erft, de pacht zal gaan uit het geheele stuk land.