Nummer:han670ac | Datum:7 febr. 1564 | Overlevering: | Vindplaats:H.A. Nienoord, inv.nr. 0670a, fol. 28v |
Extract
Wij Wigbolt van Ewssum, ridder en heer ten Nyenoort, en Iwe
Auwema bekennen en betuegen mit desen openen besegelden
brieve, voor ons en onse erfgenamen en nacomelingen, woe dat
wij mit den anderen hebben gemaackt een eeuwich erfwissel
om itlijke veenen en dat in allen formen en manieren hyrna
beschr. In den eersten sal den ed. gestr. heer Wigbolt van
Ewssum voorschr. van mij, Iwo Auwema hebben en beholden
ewelicken en arflicken voor hem en zijn arfge. alle de veenen
ick Iwo Auwema liggende hebbe in 't Oldebert op de zuiderzijt
die afpalinge die daar is afgepaalt en afgeswettet tusschen de
heer van Ewssums veen en de bueren van 't Oldebert en Nie-
bert, na luit en vermelden een genoechsaam besegelde brief den
voorgenoemten heer van Ewssum daar toevoren al van de beyde
carspelen en oock van mij Iwo Auwema daarop ontfangen
heeft. En noch daartoe een stuck veens zuidewaart in Lynekema
veen, liggende in de Nuis in Linekema heerdt tweeentwintich
roeden breedt of daaromtrent, ofte so luttick en groot als dat
gelegen is, daar Jelle Tassema op de oosterzijt en Hasen acker op
de westerzijt naast bigelandet sint. Dit voorschr. veen sal zuidwaart
in 't veen mit dat noordereynde beginnen en angaan, als de schey-
dinge, afpalinge en afgravinge mede brengen en in 't zuiden in 't
veen van 't oosten overcomen van 't Oldebert en Niebert de daar is
afgepaalt en gegraven tusschen de voorschr. carspelen en den voor-
genoemten heer van Ewssum's veen. En wat er op de zuiderzijt
de afpalinge en gravinge gelegen is hen op in 't zuiden, soo veer mij
Iwo Auwema dat toebehoort, sal den voorgenoemten heer van
Ewssum voorschr. van mij Iwe Auwema hebben en beholden ewe-
licken en arflicken soo voorschr. en wat er op de noorderzijt de
scheydinge, afpalinge en afgravinge blijft en gelegen is, sal ick
Iwo Auwema voorschr. voor mij ende mijne erfgenamen beholden.
Hyrentegens sal Iwo Auwema voorschr. van mij Wigbolt van Ews-
sum, ridder, wederomme hebben en beholden eeuwichlijcken en erf-
lijcken voor hem ende zijn erfgenamen dese nabeschr. veenen, liggende
in 't Oldebert. In den eersten alle dieselfde veenen ick Wigbolt van
Ewssum liggende hebbe tusschen Iwo Auwema veenen in Ipinge
landen, daar Iwo Auwema mit zijn veenen op beyde zijden naast
bij geswettet is, soo luttick en groot als die daar tusschen Iwo Auw-
ma veenen gelegen sint. Noch daartoe dat veen dat mijn zalige
lieve moeder van Tjaert Berents gecoft heft in Etema heerdt
daar Lubbert Henricx nu op woont, mit oock dat veen ick Wig-
bolt van Ewssum, ridder, voorschr. daar selfs van zalige Mynte
Ewens gecoft hebbe, na luit en vermelden genoechsaam besegelde brie-
ven, ick Wigbolt van Ewssum, ridder, voorschr. daarvan hadde en
Iwo Auwema daar die coopbrieven van overgedaan hebbe, soo lut-
tick en groot als die veenen tusschen haar swetten gelegen sint, zuid-
waart op streckende an die scheydinge en afpalinge die daar is gemaackt
tusschen die van 't Oldebert en het convent van Aduwert en Roorder
carspel en noordtwaart gaande soo veer mijn zalige lieve moeder
en ick Wigbolt van Ewssum dat gecoft hebben. Dese voorschr. venen
gelove wij heer Wigbolt van Ewssum, ridder voorschr. en Iwo
Auwema malcanderen vrij en veerdich toe leveren, hueden en waren
voor alle ansprake de daar mit recht of buiten recht op spreken mochten,
sonder alle arglist en nye invonde. In orconde der waarheyt soo hebben
wij heer Wigbolt van Ewssum, ridder en Iwo Auwema elck onse
zegulen uutlijcken beneden an desen brief gehangen. Gegeven in den
jaar ons Heeren, duisent vijfhondert veerensestich, den sevenden dach des maandts februarii. 7 Feb. 1564
Wij Wigbolt van Ewssum, ridder en heer ten Nyenoort, en Iwe
Auwema bekennen en betuegen mit desen openen besegelden
brieve, voor ons en onse erfgenamen en nacomelingen, woe dat
wij mit den anderen hebben gemaackt een eeuwich erfwissel
om itlijke veenen en dat in allen formen en manieren hyrna
beschr. In den eersten sal den ed. gestr. heer Wigbolt van
Ewssum voorschr. van mij, Iwo Auwema hebben en beholden
ewelicken en arflicken voor hem en zijn arfge. alle de veenen
ick Iwo Auwema liggende hebbe in 't Oldebert op de zuiderzijt
die afpalinge die daar is afgepaalt en afgeswettet tusschen de
heer van Ewssums veen en de bueren van 't Oldebert en Nie-
bert, na luit en vermelden een genoechsaam besegelde brief den
voorgenoemten heer van Ewssum daar toevoren al van de beyde
carspelen en oock van mij Iwo Auwema daarop ontfangen
heeft. En noch daartoe een stuck veens zuidewaart in Lynekema
veen, liggende in de Nuis in Linekema heerdt tweeentwintich
roeden breedt of daaromtrent, ofte so luttick en groot als dat
gelegen is, daar Jelle Tassema op de oosterzijt en Hasen acker op
de westerzijt naast bigelandet sint. Dit voorschr. veen sal zuidwaart
in 't veen mit dat noordereynde beginnen en angaan, als de schey-
dinge, afpalinge en afgravinge mede brengen en in 't zuiden in 't
veen van 't oosten overcomen van 't Oldebert en Niebert de daar is
afgepaalt en gegraven tusschen de voorschr. carspelen en den voor-
genoemten heer van Ewssum's veen. En wat er op de zuiderzijt
de afpalinge en gravinge gelegen is hen op in 't zuiden, soo veer mij
Iwo Auwema dat toebehoort, sal den voorgenoemten heer van
Ewssum voorschr. van mij Iwe Auwema hebben en beholden ewe-
licken en arflicken soo voorschr. en wat er op de noorderzijt de
scheydinge, afpalinge en afgravinge blijft en gelegen is, sal ick
Iwo Auwema voorschr. voor mij ende mijne erfgenamen beholden.
Hyrentegens sal Iwo Auwema voorschr. van mij Wigbolt van Ews-
sum, ridder, wederomme hebben en beholden eeuwichlijcken en erf-
lijcken voor hem ende zijn erfgenamen dese nabeschr. veenen, liggende
in 't Oldebert. In den eersten alle dieselfde veenen ick Wigbolt van
Ewssum liggende hebbe tusschen Iwo Auwema veenen in Ipinge
landen, daar Iwo Auwema mit zijn veenen op beyde zijden naast
bij geswettet is, soo luttick en groot als die daar tusschen Iwo Auw-
ma veenen gelegen sint. Noch daartoe dat veen dat mijn zalige
lieve moeder van Tjaert Berents gecoft heft in Etema heerdt
daar Lubbert Henricx nu op woont, mit oock dat veen ick Wig-
bolt van Ewssum, ridder, voorschr. daar selfs van zalige Mynte
Ewens gecoft hebbe, na luit en vermelden genoechsaam besegelde brie-
ven, ick Wigbolt van Ewssum, ridder, voorschr. daarvan hadde en
Iwo Auwema daar die coopbrieven van overgedaan hebbe, soo lut-
tick en groot als die veenen tusschen haar swetten gelegen sint, zuid-
waart op streckende an die scheydinge en afpalinge die daar is gemaackt
tusschen die van 't Oldebert en het convent van Aduwert en Roorder
carspel en noordtwaart gaande soo veer mijn zalige lieve moeder
en ick Wigbolt van Ewssum dat gecoft hebben. Dese voorschr. venen
gelove wij heer Wigbolt van Ewssum, ridder voorschr. en Iwo
Auwema malcanderen vrij en veerdich toe leveren, hueden en waren
voor alle ansprake de daar mit recht of buiten recht op spreken mochten,
sonder alle arglist en nye invonde. In orconde der waarheyt soo hebben
wij heer Wigbolt van Ewssum, ridder en Iwo Auwema elck onse
zegulen uutlijcken beneden an desen brief gehangen. Gegeven in den
jaar ons Heeren, duisent vijfhondert veerensestich, den sevenden dach des maandts februarii. 7 Feb. 1564
x
Archief | Groninger Archieven |
---|---|
Fonds | H.A. Nienoord |
Toegangsnummer | 626 |
Inventarisnr. | 0670a |
Fol.nr. | fol. 28v |
Jaar | 1564 |
Datumcode | 0702 |