Egbart Clant, hoofdeling te Uuthuysen, oorkondt dat Frijck Benens en diens vrouw Meerten, woonachtig te Usquart, een landruil hebben aangegaan met commandeur Bernardus Buntlage en het convent van Wijtwert, waarbij het klooster gekregen heeft alle Hoyteko- en Rengersdijcken ten oosten en westen van Watwert en enige Eltekodijken in de Westerscherynge, en waarbij Frijck en Meerten gekregen hebben dijken van dezelfde uitgestrektheid, vermeld in de akte die zij van de commandeur ontvangen hebben.

Egbart Clant hovelynck toe uuthuijsen dae kondt unde bijkenne in unde vermijts dussen tegenwordigen versegelden wisselbrieff
wo dat vor mij in egener persone gecomen unde Erschenen sijnnen ffrijck benes toe uszquart, unde Meerten sijne Eelyken huijsfrouwe, bekan-
den unde belijeden voer oer ende oren arffgenamen datt sye hadden verwisselt, upgedragen unde overgegeven, dragen op unde geven over in krafft
dusses brieves ewelijken unde arfflyken in eenen steden vasten unde unwederropeliken arffwissel, den Eerw.den ende Religiosen heren Ber-
nardo Buntlage Commenduir tot wijtwert unde sijnen Convente aldar, unde alle oren nacomelingen alle de Hoijteko Dyken mit oren tobijhoer de
ffrijck unde Meerten voierscr. van Hoijteko Dijken competierde, So wal an de oesterzijt van watwert als an de westerzijtt gelegen in Usquarder
karspell up Tijado Sijwerts saliger gedachtenisse in der Dijckrolle getekent. Bekanden unde sachten dat hem van Hoijteko Dijken an
beyden syden voierg. toqueemen ende verdedingeden vijerdehalve roeden drey voett mijn een duijmbriett. Demgeliken bekanden ffrijck
unde Meerten vorscr. dat sie De Commenduir ende Convente vorscr. ock opgedragen ende overgegeven hadden alle Rengers Dijken mit oren tobijhor
so vole hem darvan competierde ock so wall an de oesterzijt van watwert als an de westzijt, welcker dyken sije sachten dat hem beyden
tobijhorden, unde byliepen twalff voett ende vijfftehalff Duymbriett. Voert bijhanden ffrijck unde Meerten vorg. dat sie den Commenduyr ende
Convente vorg. opgedragen ende overgegeven hadden tot eenen Ewliken arffwissel alle dijken mit oren tobihoer de se sachten dat hem
beijden tobihorden van Elteko Dyken yn der westerscherynge unde sachten dat de biliepen een rode virdehalff vortt vyfftehalff Duymbriet, unde
hebben alsoe uut dussen dren voerschrijden Dijken, Hoijteko Renger unde Elteko uut der Dijkrulle den Commenduir unde Convente vorg.
togerekent vijff roden, elven voeten 1 1/2 duijbriet. Voer welcker dyken mit oren tobihoer ffrijck unde Meerten Eheluyden be-
kanden also vole roden, voeten ende duijmbriet Dijkes van den Commenduir ende Convente ergemelt wedder entfangen t hebben
wo blyket in den brieve van den Commenduir mijt des Conventes zegel van wijtwert befestigett, bekanden derhalven mit handt ende munt
dat se dusse vyff roeden elven voet een Duijmbriet dijkes mit oren tobihoer hadden verlaten opgedragen ende overgegeven den Convente wijtwert
ende oren Nacomelyngen ewelijken ende arfflijken tgebruken, to verhuren verwisselen verkopen, unde alle ore vrije wille darmede tdone, loven ock
den Commindur unde sijne mede beschreven den selven Dijken unde landt, vrij schadeloes onbeswaert tleveren unde to waren tho ewigen dagen
voer alle ansprake unde alle de dar to rechte op spreken muchten Dat dijt aldus vur mij Egbart Clant hovelijnck vor mij geschien
Orkunde ijck mijt myn angeboren Segel hir onder an dussen brieff gehangen In den Jaer uns heren duisent vijffhondert
vyff unde tsoventych den ses en twintychsten dach martij.

x

x

Archief	Groninger Archieven
Fonds	Kloosterarch.
Toegangsnummer	172
Inventarisnr.	298
Regestnr.	1115
Olim	Arch. Klooster Wijtwerd, inv.nr. 20, reg. 163. Reg. Feith 1575.87.
Jaar	1575
Datumcode	2603

x

x

Commentaar	Met het zegel van Egbart Clant

x

Materiaal	perkament