Henric en Johan van Borculo verklaren, dat hun geschil met de gebroeders van Echten bij uitspraak van scheidslieden is geeindigd.

Wy Henric, here van Borclo, rijdder ende Johan van Borclo, canonic to Monster ende to Deventer,
broders, doen cundich alien dienghenen, die desen brief zien zolen jof horen lesen, dat alle die
scelinghe, die was tuschen ons op die ene ziit ende Volkeer ende Godikin, broders van Echten, op die ander ziit, alse van dien hove to Beylen,
vorsat ende vorsoent is ende een alinc sceyt ghemaket is van ons ende van onsen rechten erfgenamen bi raede onser vrient bi beyden zyden, alse
bi rade Eysen van dien Rutenberghe ende Rolves van Covorde van onser weghen, Olde Johans Godesinc ende Gerardus van Dulre van horre weghen,
also zoenlude ende bi raede anders onser vriende bi beyden zyden, die wy daerto ghebeden ende verkoren hadden. In orconde alle deser dinc, die
vorghescreven sin, so hebbe wy desen brief bizegelt met onsen zeghelen vor ons ende vor onse rechte erfghenamen. Ghegheven int jaer ons Heren
dusent driehondert ende enendertich dies naesten daeges nae sente Marcusdach.

x

x

Fonds	Oorkondenboek Groningen en Drenthe
Nr	327
Olim	Naar het origineel op den huize Echten, hoog 11, breed 24,5 cm. Ook gedrukt bij Magnin, II, 1, blz. 41 in de noot.
Jaar	1331
Datumcode	cMarci

x

x

x

Commentaar	De zegels zijn ten deele bewaard.

x

Materiaal	papier

x

Edities	P.J. Blok e.a., Oorkondenboek van Groningen en Drente, I (Groningen 1896), nr. 327.