Frederik, bisschop van Utrecht, erkent, dat de stad Utrecht tot de hulp hem tegen Reinold van Coevorden verleend, onverplicht was.

Frederic, bi der genaden Goeds bisscop tUtrecht, maken kond allen luden ende bekennen van sulken dienste, als
onse lieve getruwe vrynde borgermeystere, raet ende ghemene borgere onser stat van Utrecht ons gedaen hebben, dachlix doen
ende of God will voirt doen soelen in den orloge, dat wy nu hebben tieghen Reynolt van Covoerden ende sinen vrynden, omme onss gestichts palen als by namen thuys tot Covoerden, dat ons mit gewelde ontholden wordt, in te winnen , alsdat sij ons dien dienst gunstlich ende lieflich gedaen hebben ende doen omme onser beden wille ende niet van enighen rechte. Alle argelist hier uytgespraken. In orkonde des briefs besegelt mit onsen segel. Gegeven voir Covoerden int jaer ons Heren dusent dryehondert vijve ende tnegentich des tienden dages in Julio. Presentibus de consilio dominis Johanne de Zulen, Frederico de Zulen militibus et Swedero de Rechter .

x

x

Fonds	Oorkondenboek Groningen en Drenthe
Nr	895
Olim	Naar het origineel in het gemeentearchief te Utrecht, (Inv. no. 124), hoog 10, breed 25 cm.
Jaar	1395
Datumcode	1007

x

x

Commentaar	Aan het stuk hangt het gewone zegel van de Bisschop in rode was.

x

Materiaal	papier

x

Edities	P.J. Blok e.a., Oorkondenboek van Groningen en Drente, II (Groningen 1899), nr. 895.