Icbricht van Peize, ridder, verklaart een ruil van opbrengsten uit onroerende goederen te hebben aangegaan met het Duitsche huis te Bunne.

Ic, Icbricht van Peydze, ridder, doe cundich allen luden, die dessen brief sullen zeen oft horen lezen ,
dat ic vor my ende miin erfghename hebbe ghedaen enen wandel van mudden, deen ic hadde over die godes
ridder to Bonne, alse van Hommemangoit, der my dre mudde van aneghecomen sint, willic goit gheheten is Oldebonekinghegoit ende gheleghen is in
den dorpe to Witten met allen richte, dat wy deraen hedden ende hebben op de tijt, do ic met hem den vors. wandel dede. Ende dessen wandel heb
ic ghedaen by minen vryen willen ende om vruntscap der heren van Bonne, die op die tijt weren in den godeshuus to Bonne. In orcunde aller
vorwerden ende wandels vors. so heb ic miin seghel an dessen brieve ghehanghen int jaer ons Heren duzent drehundert een ende zestich des
Maendaghes na Paeschenachtedach.

x

x

Fonds	Oorkondenboek Groningen en Drenthe
Nr	505
Olim	Naar het origineel in het archief der Duitsche Orde, Balye van Utrecht, hoog 9,5, breed 27 cm. Ook gedrukt bij de Geer van Oudegein, Archieven der ridderl. Duitsche orde, Balye van Utrecht, II, blz. 803.
Jaar	1361
Datumcode	LpQuaMod

x

x

Commentaar	is afgevallen.

x

Materiaal	papier

x

Edities	P.J. Blok e.a., Oorkondenboek van Groningen en Drente, I (Groningen 1896), nr. 505.