rolof van den cloester verkoopt voor erf buren als leengoed aan de abdij van Dickeninge 5/6 der tienden in de Cralingher marke, hem aangeërfd van zijn vader reinolt van den cloester, waarvan de abdij het overig 1/6 bezit; onder verband van het erf up die Weteringhe en het recht voor eventueele schade 100 Rijnsguldens te manen uit zijne goederen, totdat hij vergoeding heeft gegeven. Met bepaling dat de borgstelling vervalt, wanneer rolof van den cloester aan de abdij levert een brief met het zegel van johan van den cloester als leenheer der tienden, gelijk herman van den cloester leverde met betrekking tot door hem verkochte tienden. Met medebezegeling door johan ouijnck en johan boelmans.