euerhardus de kralen, cureit der parochiale St Maria-kerk in Meppelen en deken van Drenthia, Goe en Gronige, oorkondt, dat wilhelmus elburch, profes en keldermeester en procurator der abdij in Dicliege aansprak johannes steenbarch, inwoner van Runen, om den groven tiend van een stuk land bij den pagus Runensis up den Zueteess over de Want tusschen land van Woluerdinghe en ten Polle, aan de abdij door verjaring toekomende; waarop johannes na beraadslaging met zijne bloedverwanten erkende ze schuldig te zijn.