Nummer:fae383 | Datum:16 april 1547 | Überlieferung:Origineel | Fundstelle:F.A. Van Ewsum, inv.nr. 0573, reg. 383 |
Wolterus Gerhardi Commenduer tho Wytwarth emde Mester Hercules Ewszum pastoer tho Myddelstum Oldermannen myt sampt den gemenen
Calendebroderen van Usquarth bekennen uumde betugen vermytz dusszen openen varszegelden breve voer onss emde onsen nakomelyngen dat wy
leeflycken emde in fruntlycker wyse myt den Erentvesthen Erbaeren uumde vromen j0nckeren Johan Crystoffer umde Wygbolt van Ewszum
gebroderen hovetlyngen tho Myddelstum synnen verdragen emde daer wall mede tho vreden (soe als de Erbare emde dogetszame vrow Ghele
Mannyngha salyger gedachtnysse weduwe tho Ewszum onse Calende hadde begavet myt dre horensgulden jarlyckes uuuth Diddingehuszen
to manen ofte ingevalle hoer soens edder der soens arffgenamen na horen doetlycken affganck nycht wolden consenteren angeseen hoer de heert to
Diddingehuszen lyfftuchtes halven tho quam alsdan veer horensgulden uuth horen guderen tho manen over de Emss in den carspell thoe
Manslacht gelegen twelcke onss niet wall doenlyck en was) dat wy daer voer nu voerdan dre arensgulden jarlyx sollen manen emde
boren op dach Egidii abbatis uuth vyftehalff grothe hondert landes daer van een part op Dornwarder valghe, een part tho Cantens op
dye wyrden emde een part in een venne by Walsweerder wech de Seken genoempt ys gelegen emde Onno Dercks tho Cantens nu gebruket
emde in de hure heft Dess gelycken voer sodane halve Davytds gulden jarlycke renthe als dye Erbare emde dogetszame vrow Menneke
van Ewszum weduwe mylder gedachtnysse tot dye vorscreven Calende by horen levende hadde gegeven sollen wy noch boren jarlyx dree
arensgulden van Onno op dach als vorscreven. Voer welcke halve Davydsgulden renthe vorscr. wy een tytlanck een groet hondert landes
int besyt hebben gehadt in een venne van sesse grothe honderden emde een verndell onverscheyden tho Cantens by Duerdewech gelegen
dye Pollen genompt daer dye kercke tho Myddelstum de ander vyff grothe honderden myt dat verndell van tho behoren welcke grothe
hondert landes wy oldermannen emde gemene Calendebroderen vorscr. dem Erentvesten Jonckeren vorscr. nu weder hebben opgedragen ende over
ghegeven voer sodane dre arensgulden jarlycke renthe als vorscr. dragen noch op emde gheven over vermytz desen all hoer vrye wille daer
mede tho done het sy tho verhuren, verwesselen ofte verkopen van allen neet uuthgenomen wy noch onse nakomelyngen daer gheen
ansprake meer op thebben noch tbeholden Vorder noch so als dye Erentvesthe umde vrome Asyngo Aylkoma hovetlynck to Raswerth
loefflycker gedachtnysse onse Calende dre arensgulden jarlyx hadde gegeven tho boren uuuth Ludemaheert op de Brede Sollen emde mogen
wy nu vordan oeck van Onno tho Cantens vorscr. manen op dach vorscr. allent we hyr boven gescreven inde genochsam szegell emde breve de
wy van den Erentvesten Jonckeren vorscr. daer op hebben ontfangen emde dancken hem daer van ghude leverynge emde loven vermytz
desen Reversaelbreeff voer onss emde onszen nakomelyngen den sulvesten ontfangenen breeff in allen synen puncten emde articulen tho
achtervolgen emde vullentrecken daer op wy dan oeck weder hebben overgegeven alle olde breven dussze vorscr. sake berorende allent in
allen sonder argelyst. Orkonde der warheyt emde tot merer bevestenysse van desen hebbe yck Wolterus Gerhardi Commenduer vorscr. voer
my emde Mester Hercules Ewszum om syner bede wyllen want he noch ter tyt geen zegell en heft als oldermannen emde voertz
om bede wyllen der gemene Calendebroderen myn szegell wytlycken beneden an duszen breeff gehangen. Datum inden jare onss heren
dusent vyffhondert emde sovenemdeveertich den sestynden dach des maents aprilis.
Calendebroderen van Usquarth bekennen uumde betugen vermytz dusszen openen varszegelden breve voer onss emde onsen nakomelyngen dat wy
leeflycken emde in fruntlycker wyse myt den Erentvesthen Erbaeren uumde vromen j0nckeren Johan Crystoffer umde Wygbolt van Ewszum
gebroderen hovetlyngen tho Myddelstum synnen verdragen emde daer wall mede tho vreden (soe als de Erbare emde dogetszame vrow Ghele
Mannyngha salyger gedachtnysse weduwe tho Ewszum onse Calende hadde begavet myt dre horensgulden jarlyckes uuuth Diddingehuszen
to manen ofte ingevalle hoer soens edder der soens arffgenamen na horen doetlycken affganck nycht wolden consenteren angeseen hoer de heert to
Diddingehuszen lyfftuchtes halven tho quam alsdan veer horensgulden uuth horen guderen tho manen over de Emss in den carspell thoe
Manslacht gelegen twelcke onss niet wall doenlyck en was) dat wy daer voer nu voerdan dre arensgulden jarlyx sollen manen emde
boren op dach Egidii abbatis uuth vyftehalff grothe hondert landes daer van een part op Dornwarder valghe, een part tho Cantens op
dye wyrden emde een part in een venne by Walsweerder wech de Seken genoempt ys gelegen emde Onno Dercks tho Cantens nu gebruket
emde in de hure heft Dess gelycken voer sodane halve Davytds gulden jarlycke renthe als dye Erbare emde dogetszame vrow Menneke
van Ewszum weduwe mylder gedachtnysse tot dye vorscreven Calende by horen levende hadde gegeven sollen wy noch boren jarlyx dree
arensgulden van Onno op dach als vorscreven. Voer welcke halve Davydsgulden renthe vorscr. wy een tytlanck een groet hondert landes
int besyt hebben gehadt in een venne van sesse grothe honderden emde een verndell onverscheyden tho Cantens by Duerdewech gelegen
dye Pollen genompt daer dye kercke tho Myddelstum de ander vyff grothe honderden myt dat verndell van tho behoren welcke grothe
hondert landes wy oldermannen emde gemene Calendebroderen vorscr. dem Erentvesten Jonckeren vorscr. nu weder hebben opgedragen ende over
ghegeven voer sodane dre arensgulden jarlycke renthe als vorscr. dragen noch op emde gheven over vermytz desen all hoer vrye wille daer
mede tho done het sy tho verhuren, verwesselen ofte verkopen van allen neet uuthgenomen wy noch onse nakomelyngen daer gheen
ansprake meer op thebben noch tbeholden Vorder noch so als dye Erentvesthe umde vrome Asyngo Aylkoma hovetlynck to Raswerth
loefflycker gedachtnysse onse Calende dre arensgulden jarlyx hadde gegeven tho boren uuuth Ludemaheert op de Brede Sollen emde mogen
wy nu vordan oeck van Onno tho Cantens vorscr. manen op dach vorscr. allent we hyr boven gescreven inde genochsam szegell emde breve de
wy van den Erentvesten Jonckeren vorscr. daer op hebben ontfangen emde dancken hem daer van ghude leverynge emde loven vermytz
desen Reversaelbreeff voer onss emde onszen nakomelyngen den sulvesten ontfangenen breeff in allen synen puncten emde articulen tho
achtervolgen emde vullentrecken daer op wy dan oeck weder hebben overgegeven alle olde breven dussze vorscr. sake berorende allent in
allen sonder argelyst. Orkonde der warheyt emde tot merer bevestenysse van desen hebbe yck Wolterus Gerhardi Commenduer vorscr. voer
my emde Mester Hercules Ewszum om syner bede wyllen want he noch ter tyt geen zegell en heft als oldermannen emde voertz
om bede wyllen der gemene Calendebroderen myn szegell wytlycken beneden an duszen breeff gehangen. Datum inden jare onss heren
dusent vyffhondert emde sovenemdeveertich den sestynden dach des maents aprilis.
x
Archiv | Groninger Archieven |
---|---|
Bestand | F.A. Van Ewsum |
Zugangsnummer | 696 |
Inventarnr. | 0573 |
Regestnr. | 383 |
Jahr | 1547 |
Datumcode | 1604 |