Nederlands (NL)  German (DE)
Nummer:fali080l Datum:29 mei 1561 Überlieferung:Afschrift Fundstelle:F.A. Lewe, inv.nr. 0080, fol. 83r

Quelle Recto Rückseite Übersetzung Relationen Siegel Material Literatur Index N. B.
Copia
Aen den Coninck
Ghefft to kennen uwer Matts onderdanige Haijo van Wes-
terwolde uuth Groninger en Westerwoldinger landt, dat
hem Supplt, Iusto titulo successionis is thobehorende zeeckere
huijs met zijn thobehoerten, gelegen int landt van Wester-
wolde, under superiori iurisdictione, per appellationem,
praesidentis Groeningensis cum suis assidentibus genaempt
t'Huijs Wedde. Vanden welcken hij Supplt. tegen allen t'recht
ende reden is zeer onrechtveerdelijck gespoliert, gelijck hij
t'selve bij andere zijne Requesten, respective, ahn uwer Mats
Heer Vader der keij. Matt Hoeger memorien, ende uwe Matt
hefft geremonstreert gehadt, um dat hem Supplt. zijn vader-
derlijcke huijs met zijn Heerlicheden van uwe Matt wederom in
zijn handen gegeven solden moeghen worden, offt dat hij ten minsten
in rechte worde ontfangen, ende die poerte van Justitie geoepent.
Maer wat hij hefft koenen suppliceren offt karmen, um daer toe
the moeghen koemen is hem alle tijdt zijn rechtveerdige verzoeck
affgeslaegen gewest, met renvoijen, dilaijen, ende dergelijcke
appoinctementen, blijvende hem die porten van Justitie ge
gesloeten. T'welcke hem dunck een kranck loen voer zijn
getrouwen Ruijter dienst, den hij zijne Matt gedaen hefft
met hondert perijckelen zijns lijffs. Hebbende noch boeven
alle desse oppressie verteert in ditt vervolch mher dan
IIIm golt guldens, Om tot zijne angearffde guederen
te moeghen geraecken. Unde is bijnae XXX Jaren gheleden
suspens geholden, soe herwerts soe derwerts gerenvoijert
worden, sonder noch tho enighe troestlijcke provisie ver-
worven toe hebben, off des vorseijt, hem is uthgereijckt
gewest, noch Jegenwoerdich en wordt, gelijck uwe Matt t'sel=
ve sal worden geremonstreert. Wanthe alsoe uwen
Mats Secreten Raedt, willende ende begerende Dat den
Suppliant recht ende Justitie solde worden gheadministreert
in plaetze van oppressie, ende dat hij in Judicio voer den Ordinaris
Rechtere ter plaetzen, daer die guederen in questie gelegen, in
rechte solden worden gehoert, ende ontfangen. Hefft nu upten
XXIIen Aprilis lestleden, bij zeecker appoinctement geordent,
dat die Suppliant aldaer zijn actie solde intenteren, ende hem
doen versien. D'welcke alsoe de Supplt. vervolgende
derselver uwer Matts Raedt appoinctement wel hefft willen
doen. Soe wil men hem aldaer in rechte niet ontfangen,
gelijck die Richteren ditt selve zijn attesterende, blijckende bij der
attestatien deser geattascheret, ten waere, die heer van Tautem-
burch, formele parthije des Supplliantz, ende possessoer de voers.
guederen daer inne consentierde, waer uuth men lichtlijck mach
colligeren de manifeste partialiteit, die daer is militerende, ende
weijgeringe van Justitien, all tot des Supplts groeten verdriete ende
achterdele, Jae, tot zijn ewige bederffenisse ende totale ruijne, die
noch in aller oetmoet ende reverentie suppliceert ende voersocht mit
diversche middelen, dat hem die wech van Justien geoepent ende hem
Competente Richteren geordineert worden, om zijn voers. patri-
monium bij weghen van rechte te moegen revendiceren. Ende
heeft alltijtz gehoepet, dat uwe Matt hijr inne hem niet alleen
Justitie, maer oick voerstant gedaen solden hebben, om t'zijnen
arffguede te moeghen geraecken soe voeldemehr, dat hij onder-
danich Landtzaet is, ende die goederen hem deur weder
wraecke van keij. Matt hoeger memorien, doen ter tijdt den
Hertoch van Gelre, affgenomen sinnen, die noch suspens
vanden enen tijdt up den anderen geholden wordt, ende mett
mennichfoldige renvoijen gemattiert zeer den Jaere XXXV
dat hij zijn eerste vervolch tho desen hefft ingestelt, ahn
hoger memorien Keij. Matt ende zijne Mats Secreten
raedt, als blijcket bij mannichfuldige appoinctementen
renvoijen, dilaijen ende andere dergelijcke apostillen up zijn
Requesten gestelt. Daer omme aller genadichste Co. Matt
Hochmechtiger Prince van Justitien, die de Stadt, landt,
ende landtsaten van Groeningen, t'zij klein als groedt (des
hij Supplt een armer van Adell is verdreven soe Jammer-
lijcken van zijn patrimonie guederen) recht ende Justitie
tho gesecht hebben, believe uwer Mattz rechtveerdicheijt,
die benodige clachten van desen desperaten Supplt genadich-
lijck te willen aenhoeren ende nae soe lange vervolgen ende bitte-
re costen, hem entlijck vertroesten, met recht ende Justitien
willen versien ende tho doen administreren, hem verlenende
opene brievren uuth kracht vanden welcken, die vorgemelte
principael Usurpateur ende detenteur, nhu ter tijdt die Edle
wolgeboeren Heren, Heren Karlen Schenck van Toutenborch
ofte die noch Usurpateur der guederen voers. mach worden
worde gedaeget tho compareren voer uwen Mattz groeten
Raedt toe Mechelen, ofte ten minsten voer competente
Richteren niet suspect der partialiteijt ofte bevreest der
Overheijt om t'aenhoeren alsulcken versueck ende
conclusie als die Supplt then daege dienende tegens hem
sal willen doen ende nhemen ten einde dat hij sal schuldich
zijn affstantt tho doene vanden voers. huijse Wedde mett
zijnn thobehoerten ende anderssins gelijck hij dat ten daege
dienende naerder sall oevergeven bij geschrifften, Commit-
terende niet tho minn mitz reden vors. zijne actie ende
Revendicatie, den van uwer Mattz groten Raede voers.
Welck doende rc. Unde stundt dannoch
al marginem prioris pagine, desse naevolgende Apostille,
Adiournement perdevant Le Lieutenant
et Hoeftmans die Groeninge faick a Bruxell, le XXIX
de maij 1561 Undergeteikent A. Bertij met
zijnen streken.
Collatum accordat originali
R Husman D. Secr:
1.20.1612
Recto:
x
x
Archiv Groninger Archieven
Bestand F.A. Lewe
Zugangsnummer 547
Inventarnr. 0080
Fol. Nr. fol. 83r
Register Feith 1561.126
Jahr 1561
Datumcode 2905
x
x
Material papier