Johan Schatter en Bartoldt Coenrades verklaren dat ze het geschil beslecht hebben, ontstaan tussen Hille Coenrades, abdis van het convent van Essen, en wijlen Bruen Allers over een pomp, die Bruen zonder toestemming in een dijk van het convent had gelegd, over welke zaak Johan Hoernken een sententie heeft gegeven, en verder nog over een heem en een stuk land, in dier voege dat de erfgenamen van Bruen de dijk weer dicht moeten maken, dat ze de dijk tot aan het schut moeten onderhouden en dat ze heem en land mogen behouden tegen betaling van twintig emder guldens.

Wij Johan Schatter ende Bartoldt Coenrades bekennen ende betuegen ijn ende vormijdtz desen openen breve wo daer seker twijst ende schelinghe erresen ende ghewest ijs
tusschen de weerdighe ende religiose juffer Hille Coenrades abdisse ijnder tijdt des conventes tho Essen van wegen des selven convents ande ene ende salighe Bruen
Allers mijt sijn kijnderen up de ander sijdt scheelachtich umme ene pumpe den salighe Bruen ijndes conventes dijck buten hoere consent unde beleven ghe-
lecht hadde daer die amptman Johan Hoernken mijt sijn mede richteren ene sententie van gegeven unde voert umme een heemken dat nu tut een hoff
bepotet ijs unde noch een stucksken landes int noerden vant heem daer eerdaghes een glupe van ghewest ijs unde salighe Bruen eerdaghes dat van
des conventes landen affgegraven hadde. Daer salighe Bruen unde sijn kijnderen up voerbrachten enen papijren breeff unvorsegelt oeck sonder enige
datum waermijt se vormeenden tho bewijsen dat szodane affgegraven landen hem ijn voertijden van den convente voer de onderholdinghe des dijckes
thoghestaen solde sijn welckeer vorscreven twijst ende schelinghe wij entliken stede unde vast vereniget unde verliket hebben ijn formen ende maneren
nabeschreven. Inden eersten sullen salighe Bruens arffgenamen dat gat ijn des conventes dijck daer de pumpe ijn ghelegen hefft dichte unde guedt maken
daer oeck gheen holt aff houwen unde den vorscreven dijck nu voert an ten ewigen dagen so veer int westen als dat schut nu steet stedes schouber ende guedt
staende holden buten des conventz hinder ende schade voerbeholden den convente voerscreven den egendoem des voergenoemde dijckes unde dat se den tut allen
tijden na hoeren walghevallen unde willen sollen mijt hoeren beesten, wagen unde peerden moegen ghebrueken daer oeck ene wringhe up setten unde
sluten soe den convente vorscreven dat guedtduncken sall sonder enige besperinghe. Hijr entegens sollen salighe Bruens arffgenamen ten ewegen dagen hebben ende
beholden szodane heemken offte hoff oeck dat stucken landes ijnt noerden vant heem soe als dat nu affgegraven ijs alle hoeren vrijen willen daer
mede tho doen beholtlijcken nochtantz dat se het selve alsoe sollen bevreden het sij dan mijt graven edder schutten dat des conventz landen van hoere
beesten ijn ghenerleije maneer enigen schaden kan ghescheen. Des sollen se oeck den convente eens voer all vernoegen ende betalen twintich embder
gulden. Hijr mijt sollen de vorgenoemde parten ten ewigen dagen van szodane twijst ende schelinghe als vorscreven ijs ghescheijden wesen ende bliven de ene up
den anderen derhalven nummer bet meer ansprake tho doen hebben noch beholden mijt ghenen rechten geestlick noch wartlick, sunder argelist.
In oerkunde der waerheijt szo hebben wij Johan Schatter ende Bartoldt Coenrades voergenoemd um bede der vorscreven parten elck unsze zegel witliken
beneden an desen brieff ghehangen inden jaer unses heren dusent vijffhundert veerendevijfftich sondages voer Lamberti.

x

x

Archiv	Groninger Archieven
Bestand	Kloosterarch.
Zugangsnummer	172
Inventarnr.	153
Regestnr.	1077
Olim	Arch. Klooster Essen, inv.nr. 17, reg. 129. Reg. Feith 1554.114.
Jahr	1554
Datumcode	DaLamber

x

x

x

Material	perkament

x