Taco Haringius, proost te Schildtwolde, verklaart tegenover luitenant en hoofdmannen dat, ten gevolge van de verandering der religie in Oostfriesland, enige nonnen van het voormalige klooster Barthe naar zijn door overstromingen en oorlogshandelingen verarmde convent te Schildwolde gekomen te zijn, in de hoop daar onderhouden te kunnen worden uit de in de Ommelanden gelegen goederen van Barthe; en dat daarom de abten van Lidlum en Dockhum de bedoelde goederen bij Schildwolde hebben geincorporeerd, maar dat hij daaruit nog geen inkomsten heeft kunnen verkrijgen. Voorts verzoekt hij de possessie van genoemde goederen te mogen genieten.