Nummer:ogd005 | Datum:1277. | Überlieferung:Editie | Fundstelle:Oorkondenboek Groningen en Drenthe, nr. O 5 |
Wyardus Sifridi, abt van bet klooster Maria Magdalena te Blijdensteden, verklaart uitspraak te hebben gedaan in het geschil tussen genoemd klooster en de ingezetenen van Blijdensteden, betreffende de door laatstgenoemde aan de pastoor aldaar uit te keren opbrengsten.
x
Bestand | Oorkondenboek Groningen en Drenthe |
---|---|
Nr | O 5 |
Olim | Naar een afschrift (A) voorkomende in een 15e eeuws missaal, thans in het bezit van de familie van Holthe tot Echten. In het rijksarchief in Drente is ook een afschrift, vermoedelijk uit de 16e eeuw, aanwezig (B). Ook gedrukt bij Magnin, II, I, blz. 130. Verg. Magnin, Kloosters in Drenthe, blz. 271 vlg. Deze oorkonde is, zoals zij tot ons is gekomen, vermoedelijk vals. De vorm van de acte wekt terstond verdenking. Immers de dubbele naam van de abt is in een 13e eeuws stuk zeer vreemd. De uitdrukkingen moneta Angliae en denarius Angliae waren in de 13e eeuw niet in gebruik: men sprak toen van sterlingus of marca sterlingorum. Het stuk is niet gedateerd in de gewone actenstijl, in het begin toch wordt in verhaaltrant het jaartal 1277 genoemd. Dit is een afwijking in de wijze van dateren, die geen zekerheid geeft omtrent de datum van het stuk. Sterker nog pleit de inhoud tegen de echtheid. Er is geen oorkonde of enig ander stuk behalve dit bekend, waarin sprake is van een klooster te Blijdensteden. Bovendien is zelfs het bestaan daarvan hoogst onwaarschijnlijk, omdat dan op zulk een geringe afstand twee kloosters, nl. dat van Ruinen, later te Dikninge, en dat van Blijdensteden, onafhankelijk van elkaar zouden hebben bestaan. Ook kan het klooster te Ruinen hier niet zijn bedoeld, immers daar kwam in 1273 (no. 143 (ogd0143)) en 1283 (no. 160 (ogd0160)) Bernerus als abt voor. Eindelijk dient nog te worden opgemerkt, dat een reden voor vervalsing doorschemert in de omstandigheid, dat er herhaaldelijk tussen de pastoor en de buren te Blijdensteden geschillen zijn geweest over zijn inkomsten, waarover in 1446 en 1566 beslissingen werden gegeven (Magnin, Kloosters, blz. 280 en 283). Een origineel stuk bestaat er niet. De oorkonde wordt hier uitgegeven naar een afschrift, voorkomende in een oud missaal, thans in het bezit van de familie van Holthe tot Echten, waarschijnlijk afkomstig van de kerk te Koekange, waar bedoelde familie het collatierecht tot heden heeft uitgeoefend. De pastoor te Koekange had belang de inkomsten te kennen van zijn ambtgenoot bij de moederkerk te Blijdensteden, deze omgekeerd om de echte of vermeende verplichting van zijn parochianen tot die opbrengsten te kennen. Met het oog op die omstandigheid kunnen in het missaal van Koekange, ten einde ook buiten de direct belanghebbenden om bewijsstukken te kunnen aanvoeren, afschriften van enkele ter zake dienende oorkonden, waaronder bovengenoemd stuk, zijn geplaatst. De mogelijkheid is echter niet uitgesloten, dat de genoemde Hermannus de Beele werkelijk een afschrift heeft genomen van een hem voorgelegd stuk, dat door een ander te voren was vervalst, of door hem zelf o.a. in de aanvang wat is verfraaid. |
Jahr | 1277 |