Nederlands (NL)  German (DE)
Nummer:kla0796 Datum:28 juli 1491 Overlevering:Afschrift Vindplaats:Kloosterarch., inv.nr. 2, fol. 30v, reg. 796

Johan Rengers, ridder en heer te Scarmer, Hayo Ripperda, proost en hoofdeling te Fermsum, Roloff Mepsche en Uffke ten Damme, gevolmachtigde van Germet Allema, dijkgraven van Stad en Lande, verklaren dat zij een geschil beslecht hebben tussen de abt van Feldwert en zijn meier te Godlynse enerzijds en de dijkrechters van Godlynse anderzijds en bepaald hebben dat het convent de buren van Godlynse zal toestaan de Stelterweg te gebruiken als een noodweg, dat de buren van Spijck de til zullen onderhouden buiten kosten van het convent en de buren van Godlynse, dat de conventsmeier op het voorwerk te Godlynse de grondzijl zal onderhouden, dat het graven van de sloot buiten schade der buren zal zijn en dat een andere buur van Godlynse de weg en de sloot zal onderhouden.

Bron Recto Dorso Vertaling Relatie Zegels Materiaal Literatuur Index N.B.
Wij heer Johan Regners (sic) ridder heer toe Scarmer Hayo Ripperda
provest ende hovetling toe Ffermsum Roloff Mepsche ende Uffke ten
Damme vulmachtich van Germet Allema als dijck greven ghesat
van stad ende lande maken kundich allen luden dat wy ene mynnent-
liken scheyt gemaket ende uutghesproken hebben Inder scelinghe
tuschen den Abt van Ffeldwert myt synen meyer toe Godlynse an
de ene zijt ende den dijckrichters toe Godlynse an de ander syt
als de sake by ons ghebleven was Soe segge wy dat dat
convent toe Feltwert sal gunnen den buren toe Godlynse dat se
mogen den Stelter wech voor enen noet wech bruken Mer nijet
voer enen scouwer wech Ende we den wech mede wil bruken
de sal den mede helpen maken ende holden ellick by syn lant. Ende
den tijl sollen holden de van Spijck buten des convents ende daer
van Godlijnser vorscr. cost ende scade Ende den groentzijl daer daer (sic)
doer sal holden des convents meyer upt voerwarck toe Godlynse
daer voer sal he bruken ende beholden ewich toe des convents behoff
dat hornken landes voert voerwarck bynnen den wege gelegen.
Men dat convent vorscr. sal dat aff graven laten buten der buren scade
myt enen gueden sloet van tijn voeten bynnen den wege Ende de
eerde up ene sijdt up den wech scheten ende voert omme dat hoerne-
ken int maer Soe dat de buren vorscr. mogen den sloet vaeren
ende bruken voer oren scijpsloet. Ende den wech sal breet bliven dre
roden mytten vorscr. sloet Daer nae sal dat voerwarck daer mede
nyet mede van belaestet wesen den wech ofte sloet toe holden dan een
ander bure van Godlynse de dat mede bruket In orkunde der warheit
soe hebben wy heer Johan Rengers Haye Ripperda Roloff Mepsche ende
Uffke ten Damme vorscr. onse zegele an desen breff ghehangen Inden
iaer ons heren dusent vierhundert enentnegentich de donredages
nae sunte Jacop apostel.
Recto:
x
x
Archief Groninger Archieven
Fonds Kloosterarch.
Toegangsnummer 172
Inventarisnr. 2
Fol.nr. fol. 30v
Regestnr. 796
Olim Losse kloosterstukken, inv.nr. 1, reg. 58. Reg. Feith 1491.30.
Jaar 1491
Datumcode JpJacobi
x
Afbeelding 1
Negatief 106-G2-16
Commentaar eerste bladzijde
Afbeelding 2
Negatief 106-G2-16
Commentaar tweede bladzijde
x
Afschrift: kla0796a.
x
Materiaal perkament