johan bisterüelt pastoor te Rolde commissarius ofte deken tslantz van Drente, roloff van closter to rebrugoen, henrick van westehholt en henrick van munster bastaard, als gekozen dadingslieden, en roloff van hattem pastoor te Dwingloe, henrick van munster heer te Runen en johan van echten, als overlieden, in het geschil tusschen den pastoor met de colla-toren der kerk te Blidensteden en de kerspels-gevolmachtigden bepalen: dat de pastoor van Blidensteden voortaan uit alle hofsteden, waaruit vuur of rook gaat en die sedert 30 jaren een oude hofstede zijn geweest, jaarlijks zal trekken l schepel rogge opten Witten Donderdach, - dat hij bij overlijden van een mondige in die hofsteden zal ontvangen 36 Brabantsche stuivers en van een keuter bij den dijk 18 Brabantsche stuivers, - dat de buren van Blidensteden, als de pastoor niet tevreden is met een spint zaad voor het klokluiden, het luiden mogen uitbesteden aan een ander, - dat zij de horsam op de 4 hoogtijden zullen betalen na ouder gewoonte, - dat de pastoor, als hij duiven wil houden, ook de last der kerckentymmeringe moet dragen, -en dat de buren zelf moeten beoordeelen, of zij den pastoor willen aanspreken over het (niet) houden van een priester en den col-lator over het (niet) teruggeven der goederen overeenkomstig een bezegelden brief, welke punten de scheidslieden onbesproken laten.