Consules in Groninge oorkonden, dat de priester heer Albertus Cotering voor hen - na zijn 'testament', tot het oorkonden van zijn jaargetijden gemaakt te hebben - bepaald heeft, met betrekking tot dertien en een half 'Ammersad' land, gelegen in Nordhescke, dat heer Henricus, 'notaris civitatis Groningensus'en degenen die dezen in de bediening van het St. Pieters altaar zullen opvolgen, uit inkomsten hiervan overeenkomstig de besluiten van de twee pastoors der Martinikerk en voogden dier kerk, uitkeering onder de armen en onder de priesters zullen doen, met dien verstande, dat aan de beide pastoors en voornoemden notaris elk een solidus sterlingorum, aan de 'capellani'en aan de koster zes denarii sterl. gegeven zullen worden, en twaalf denarii bestemd blijven voor 't aanschaffen van de waskaarsen voor de missa defunctorum in de Martinikerk op zijn jaar dag.