Burgemeesters en raad van Groningen verklaren, dat Rolef Knasse heeft verkocht en overgedragen aan Baye Gode Jacobs zeker onroerend goed nabij Groningen.
Burgemeesters en raad van Groningen oorkonden, dat Henric Alinghe voor hen verklaarde een stenen huis met erf te hebben verkocht aan Arend den Balen en het overdroeg.
Burgemeesters en raad van Groningen verklaren, dat de gemeene buren van de Ooster- en Westerhamriken enige bepalingen hebben gemaakt omtrent hun buurrecht.
Berent Tulmetoes, rechter te Coevorden, oorkondt, dat Engelbert van Zalne met vrouw en kinderen onroerend goed bij Coevorden in eigendom overdroeg aan Ghosen van den Bugenberghe en vrouw.
Beno Herathama en Bernerus Solleder verklaren in pacht te hebben ontvangen van de abdis van het klooster Ueberwasser of St. Maria te Münster tienden in de Ommelanden tegen een vaste jaarlijkse som.
De gemeene rechters van Stellingwerf, Schoterwerf en Bornevrede sluiten een overeenkomst met de stad Groningen en de Ommelanden van de beteugeling van de partijtwisten in Hunsingo en Fivelgo.
Alardus de Berghe, deken van het kapitlel van de kerk te Steenwijk, verklaart, dat indertijd twee schenkingen aan het altaar der heilige maagd Maria in de kerk aldaar zijn geschied.
Burgemeesters en raad van Groningen verklaren, dat Gheri Paeschedach twee erven in de Gelkingestraat heeft verkocht en overgedragen aan Jarich Coppiinszoon.
Florens van Wevelinchoven, bisschop te Utrecht, beleent, in tegenwoordigheid van Reinolt heer van Coevorden, Ludolf van Gravestorp met de goederen, die zijn vader in leen had.
Het klooster van Aduard en burgemeesters en raad van Groningen sluiten een voorlopige vrede tot het beslechten van hun geschillen en nemen daarin ook op de 'Hillinge partye' in het Westerkwartier.
Florens van Wevelinchoven, bisschop van Utrecht, verklaart in tegenwoordigheid van Reinolt van Coevorden te Deventer in 1385 een brief over de scheiding van de marken van Ane en Anewede in het kerspel Hardenberg tc hebben afgegeven.
Aernt en Johan van Steenwijk verklaren verkocht en bij stoklegging overgedragen te hebben aan Ludekin Meninghe een jaarlijkse opbrengst uit Benninghegoed te Holte.
Burgemeesters en raad van Groningen verklaren, dat Beyne de vleeshouwer en zijn vrouw aan de bagijn Hebele Rutinghes een jaarlijkse rente hebben verkocht uit een huis in de Brugstraat.
Burgemeesters en raad van Groningen oorkonden, dat Ecbert Tackenzone Hallema verklaarde, dat een jaarlijkse rente uit een huis in de Boteringestraat zal worden uitgekeerd aan de voogden van de Martinikerk.
Johan, kerkheer van Werl in Westphalen, Herman Abinghe en de gemeene rechters van Hummesingeland verklaren, dat de gebroeders Willeken Zwaghelinc en Berent van Lynderen als erfgenamen van Herman Schrant over diens dood een zoen hebben getroffen met de stad Groningen.
Henric die Sure, schulte te Vollenhove, verklaart, dat Johan die Vroude en zijn vrouw aan het klooster te Dikninge een stuk land in hel kerspel Wanneperveen hebben verkocht en overgedragen.
Burgemeesters en raad van Groningen verklaren, dat Johannes Syverdeszoon van Bolsward een erf in de Pelsterstraat heeft gepacht van Wygbold Marissinge.
Burgemeesters en raad van Groningen verklaren, dat Cop Buninghe met zijn zuster en zwager een vierdedeel en Gherd Blankerdinc een half vierdedeel van een huis hebben verkocht en overgedragen aan Aweke Stevens.
Burgemeesters en raad van Groningen verklaren, dat Weringher Folkerdinc aan Johan Bose heeft verkocht en overgedragen de helft van een stenen huis in de Oosterstraat met daarbij behorend erf en gemenen weg.
Het klooster van Aduard en burgemeeslers en raad van Groningen verklaren met elkander een verbond te hebben gesloten omtrent de rechtspleging bij invordering van schuld.
Burgemeesters en raad van Groningen verklaren, dat de kloosterlingen van het Vrouw Sywen convent erkenden de verplichting tot betaling van een jaarlijkse rente aan het Heilige Geestgasthuis be Groningen.
Herman Stael met vrouw en kind, Hubert van den Lare en zijn vrouw verklaren met de gebroeders van Nule een ruil te hebben aangegaan betrekkelijk enige jaarlijkse opbrengsten uit hun vaste goederen onder Beilen en Westerbork gelegen.
Burgemeesters en raad van Groningen verklaren, dat Ghelmer Stedinghe op de Roderwolder made. aan Rodetyde heeft verkocht en overgedragen vijf grazen land bij de Woltgrave.
De notaris Bartoldus Baerlingius geeft acte van een overeenkomst van enige Reiderlander en Oldambster hoofdelingen nopens de grensscheiding, wateren, zijlen en dijken van deze beide landschappen.
Schepenen en raad van de stad Deventer verklaren, dat vrouw Sweder van Ruinen voor hen verscheen wegens de schenking na overlijden van een huis ten behoeve van de stichting van Geert Groote te Deventer.
De officiaal van Münsters Friesland belooft de hoofdlingen, rechters en gemeente in de Marne niet lastig te zullen vallen wegens gepleegd onrecht maar hun oude rechten te zullen eerbiedigen.
Floris van Wevelinchoven, bisschop van Utrecht, bevestigt de stichting van een altaar voor de heilige maagd Maria in de kerk te Steenwijk en tevens de daaraan gedane schenkingen.
Hinricus, proost van Humsterland, draagt aan de pastoors van Uithuizermeeden en Oldenzijl op om namens de officiaal de bekrachtiging van de brief van Peya Aylirdisma betrekkelijk de Walecamagoederen af te kondigen.
Hinricus, proost van Humsterland, verklaart na afloop van de gestelde termijn de bekrachtiging van de brief van Peya Aylirdisma door de officiaal wettelijk onaantastbaar.
Een aantal geestelijken en leken uit de verschillende Friese landen sluiten een verbond om hun rechten te verdedigen tegen de Franciscaan Wigboldus van Groningen, die voorgeeft gemachtigde van de pauselijke legaat te zijn.
Hendrik, bisschop van Münster, verklaart, dat Wyard Memminge, diens zoon en Tjabeke Jelderkes hun recht op Wedde en Westerwolde hebben verkocht en overgedragen aan Haye en Bole, zonen van Egge Addinge.
Namens Branda de Castelliono, pauselijk auditor, geeft Johannes de Nana als pauselijk notarius kennis, dat hij in het geschil van Henricus, zoon van Herman van Selwerd, en Yde, diens weduwe, met het kapittel van de Dom te Utrecht aan ieder van de partijen verbiedt iets ten nadele van de andere te doen.
De officiaal van Utrecht verklaart, dat Ghiselbertus Somkart, syndicus en procurator van het kapittel van de Dom aldaar, door de notarius Paulus Wilhelmi een transsumpt heeft doen vervaardigen van een schrijven van Brandt de Castelliono (ogd0830).
Bernardus, graaf van Bentheim, beleent Nicolaus Schulten en diens erfgenamen met het gerecht over Scharmer, Slochteren, Kolham, Woltersum en Wittewierum.
Burgemeesters en raad van Groningen verklaren, dat zij met de schout Heyne van der Brugghen Tideman Wemelens hebben ingewezen in onroere.nd goed gelegen in Lieuwerderwolde.
Burgemeesters en raad van Groningen en de rechters van Hunsingo en Fivelgo geven een voorlopige beschikking over het geschil tussen Peye Bernama en de erfgenamen van Zibrana Walekama.
Deken en kapittel van de Dom te Utrecht verklaren aan Swanelt van den Hove en haar zonen in pacht te hebben gegeven een derdedeel van het gerecht en de heerlijkheid te Groningen en Selwerd met Wold en Gho.
Otto, bisschop van Münster, bericht aan enige geestelijken, dat hij het vonnis van zijn officiaal heeft bekrachtigd en daarmede Peya Aylirdisma in het bezit van Walkamahuis met toebehoren bevestigd.
Wyteke Sappama te Horm, verklaart aan het Heilige Geestgasthuis te Groningen te hebben verkocht en overgedragen onroerend goed, gelegen 'in den Zwaghe bij Altekamaheem.'.
Burgemeesters en raad van Groningen oorkonden, dat Swanelt van den Hove mede voor haar onmondige zonen een derdedeel van het gerecht en de heerlijkheid te Groningen en Selwerd met Gho en Wolt heeft gepacht op de voorwaarden vervat in ogd0837.
Deken en kapittel van de Dom te Utrecht verpachten hun rechten en goederen binnen en buiten Groningen alsmede in Wold en Gho aan burgemeesters raad en gemeente van Groningen.
Burgemeesters, raad en gemeente van Groningen erkennen te hebben gepacht van de deken en het domkapittel te Utrecht de rechten en goederen van dat kapittel te Groningen, in Wolde en Gho op de voorwaarden, vervat in de oorkonde van 15 December 1392, ogd0846.
De overheden en ingezetenen van Oosterambt stellen in overleg met Elto en Menolt Bywinge, priesters van de proosdij te Usquert, en anderen een zeendbrief vast.
Deken en domkapittel te Utrecht verklaren, dat zij hun goederen en rechten te Groningen en in Gho en Wold wegens door de heren van Coevorden verzuimde betaling verpachten aan de stad Groningen behalve het derdedeel, aan Godevaert en Jan van den Oldenhove en hun moeder toekomende.
Burgemeesters en raad van Groningen verklaren, dat Otto Pollemans en zijn broeder Hendrik aan Jarich Coppiinsz. twee hofsteden hebben verkocht en overgedragen.
Wiliam, abt van het klooster Marienweerd, en Johan Klunsevoet, officiaal van de bisschop van Münster in Friesland, geven vidimus van de oorkonden nos. 415, 419 en 757.
Frederik, bisschop van Utrecht, belooft aan het domkapittel te Utrecht niemand met het gericht en de goederen van Groningen te zullen belenen, noch hen of de stad Groningen, die ze in pacht heeft, daarover lastig te vallen.
Wilhelmus, abt van het klooster Marienweerde, en Johan Klunsevoet, officiaal van de bisschop van Münster in Friesland, geven een vidimus van de oorkonde van 5 juni 1339, ogd0357.
Wilhelmus, abt van het klooster Marienweerde, en Johannes Klunsevoet, officiaal van de bisschop van Münster in Friesland, geven een vidimus van de oorkonde van 29 maart 1380, ogd0677.
De rechters van het Oosterambt van Hunsingo verklaren, dat een kloosterling uit de abdij te Rottum voor hen heeft getuigd, dat hij geheel vrij heeft verkregen het onroerendgoed hem door Tadeko Hyddema verkocht.
Burgemeesters en raad van Groningen verklaren, dat Hebele Morynges en haar zoons Johan en Bruen een erfrente hebben verkocht en overgedragen ten behoeve van een priester in de Akerk.
Enige geestelijken te Groningen verklaren, dat heer Otto Folkerdinc voor hen een getuigenis heeft afgelegd over het gevangennemen van Folne en Harke Lippema.
Frederik van Blankenheim, bisschop van Utrecht, verklaart van de stad Kampen een zekere som te hebben geleend, waarvoor hij de tol en de gruit aldaar te pand heeft.
Frederik, bisschop van Utrecht, sluit onder goedkeuring der steden Deventer, Kampen en Zwolle een geldlening met Geryt Comhaer, rentmeester van Salland, aflosbaar in drie jaarlijkse termijnen uit de bisschops renten in Salland.
Hake van den Rutenberghe verbindt zich tegenover Deventer, Kampen en Zwolle, zijn schoutambt Vollenhove niet over te geven, voordat de door deze steden gewaarborgde schuld van de Bisschop aan Gerit Comhaer is afgedaan.
Frederik, bisschop van Utrecht, verklaart met de steden Deventer, Kampen en Zwolle een overeenkomst te hebben gesloten omtrent het gebruik van de toren Arkelstein in de oorlog tegen Reynold van Coevorden.
De overheden van de stad Utrecht verlenen aan bisschop Frederik van Blankenheim toestemming tot het verpanden van zijn tafelgoederen tot een bedrag van zesduizend oude schilden.
De vijf kapittels van de kerken te Utrecht verlenen aan bisschop Frederik van Blankenheim hun toestemming tot het verpanden van zijn tafelgoederen tot een bedrag van zesduizend oude schilden.
De vijf kapittels van de kerken te Utrecht verlenen aan bisschop Frederik van Blankenheim hun toestemming tot het verpanden van zijn tafelgoederen tot een bedrag van twaalfduizend oude schilden.
Frederik, bisschop van Utrecht, verklaart te hebben ontvangen van de overheden van de stad Utrecht de oorkonde medegedeeld onder ogd0886 en belooft die na zes jaar weer te zullen overgeven.
Frederik, bisschop van Utrecht, verklaart te hebben ontvangen van de vijf kapittelen van de kerken aldaar de oorkonde, medegedeeld onder 887, en belooft die na zes jaar weer te zullen overgeven.
Burgemeesters en raad van Groningen verklaren, dat Tette, dochter van Julle Hillema, heeft verkocht en overgedragen aan Johan Boeze een stuk land in Selwerder hamrik.
Berneer van Ellerslo te Zuidlaren verklaart aan de voogden van de Akerk te Groningen enig hout te hebben verkocht en belooft de levering onder beding van leisting.
Frederik van Blankenheim, bisschop van Utrecht, verklaart aan de stad Groningen vrijdom van tol te hebben verleend en haar rechten te zullen eerbiedigen, mits, zij tegenover hem en het Sticht hetzelfde doet.
Frederik van Blankenheim, bisschop van Utrecht, stelt Zweder van Rechteren aan tot ambtman van Coevorden en Drente en geeft omtrent dat ambt enige voorschriften.
Zweder van Rechteren verklaart als ambtman van Coevorden en Drente de voorschriften, vervat in zijn hier ingelaste aanstellingsbrief, te zullen nakomen.
De overheden van de drie steden Deventer, Kampen en Zwolle keuren goed, dat Zweder van Rechteren een zekere som besteedt tot versterking van het kasteel te Coevorden en tot zekerheid daarvoor bedoeld kasteel in pand krijgt.
Burgemeesters en raad van Groningen verklaren, dat heer Herman 'van den Hilghen Geeste' een huis en erf in altijd durende pacht heeft genomen van Reyner de molenaar.
Frederik, bisschop van Utrecht, belooft Sweder van Hekeren, geheten van Rechteren, schadeloos te houden ter zake van een borgstelling voor de stad Zwolle in de oorlog over Coevorden.
Alardus de Molentino, proost van St. Marie te Utrecht, draagt aan Bertoldus Buninc, pastoor van de Martinikerk, en Johannes Naminc, provisor van het Heilige Geestgasthuis te Groningen op enige broeders en zusters van dat gasthuis na boete van de ban te ontheffen.
Bertoldus Buning, pastoor van de Martinikerk, en Johannes Naming, provisor van het Heilige Geestgasthuis te Groningen, verklaren aan de opdracht, vervat in de oorkonde van 27 Maart 1396, ogd0924, te hebben voldaan.
Reynerus Eysinggha te Zandeweer, redger te Uithuizen, wijst de goederen van Rembeko Popekama wegens het niet voldoen van een geldboete toe aan Hoyko, zoon van Edzo.
Deken en kapittel van de Dom te Utrecht geven onder zekere voorwaarden de helft van de Postinghetienden bij Helpman in erfpacht aan Wychmodis Robbijns.
De officiaal van Utrecht verklaart, dat Wijchmodis Robbijns op zich heeft genomen te voldoen aan de voorwaarden vervat in de oorkonde van 1 september 1396, ogd0934.
Burgemeesters en raad van Groningen verklaren, dat Dyrc van Oerschoten aan de broederschap van de Kalenden te Groningen een jaarlijkse rente uit een huis in de Heerestraat heeft verkocht en overgedragen.
Rolof Willemszoon, schulte te Yhorst, verklaart, dat Johan van Echten en anderen aan het klooster van Dikninge hebben verkocht en overgedragen een jaarlijkse opbrengst uit goed gelegen in het kerspel Yhorst.
Hertog Albrecht van Beijeren schenkt aan Pieter Reynerszoon enig land aan het Groninger Diep tot een altijddurend erfleen en geeft hem het schoutambt van Groningen voor zijn leven.
Gerardus Sconover, notaris, oorkondt, dat vrouw Swedera van Ruinen met anderen een nadere verklaring geeft omtrent de schenking, vervat in de oorkonde van 31 ja.nuari 1381, ogd0815.
Frederik van Blankenheim, bisschop van Utrecht, verleent aan de drie steden Deventer, Kampen en Zwolle enige voorrechten met betrekking tot Coevorden en Drente.
Fredericus, bisschop van Utrecht, gelast de abt van Dikninge het misbruik weg te nemen, dat zijn kloosterlingen een deel van het brood en de boter hun prebenden te gelde maken.
Ellardus, proost in Usquert, en Lyutho Meniata, hoofdling in Middelstum, oorkonden, dat Dotha, de weduwe van Focco, heeft verklaard van Peye Aylirdisma Eelkamaheerd in huur te hebben gehad.
Johannes, abt van Selwerd en Ellardus, proost van Usquert, verklaren, dat Lyubbo van Kleiwerd getuigenis heeft afgelegd omtrent de betaling van huur aan Peya Aylirdisna wegens Eelkamaheerd te Zandeweer.
De drie steden Deventer, Kampen en Zwolle verbinden zich om aan Reynold van Coevorden, ingeval hij afstand doet van zijn rechten op Drente en Coevorden, de hem van wege de Bisschop van Utrecht toegezegde som te zullen betalen.
De bestuurders van de drie steden Deventer, Kampen en Zwolle verzoeken burgemeesters schepenen en raad van Zutphen de brief over het aan Reynold van Coevorden te betalen geld te willen bewaren.
De bestuurders van de stad Zutphen verlenen vrijgeleide aan allen, die het aan Reynold van Coevorden beloofde geld in hun stad zullen komen betalen, en verklaart tevens de desbetreffende brief van de drie steden Deventer, Kampen en Zwolle in bewaring te hebben genomen en die na de betaling te zullen teruggeven.
Reynolt van Coevorden verklaart, zo hij tot afstand van zijn rechten op Coevorden en Drente besluit, overdracht daarvan te zullen doen te Coevorden en te Hulsvoorde.
Frederik, bisschop van Utrecht, belooft aan Reynalt van Coevorden vrijgeleide voor honderd mannen en paarden, wanneer hij besluit om afstand doen van zijn rechten op Coevorden en Drente.
Burgemeesters en raad van Groningen verklaren, dat Hebele Dagghens aan haar biechtvader een jaarlijkse rente heeft geschonken uit haar huis met beschikking en dienaangaande na haar dood.
Herman van Randenrade, ambtman van Salland, verklaart het aan de drie steden Deventer, Kampen en Zwolle verpande slot Arkestein te haren behoeve te zullen bewaren.
Egbert Hake van den Rutenberge, schulte en kastelein te Vollenhove, verklaart het aan de drie steden Deventer, Kampen en Zwolle verpande slot Vollenhove te haren behoeve te zullen bewaren.
Arnd van Guterwije, ambtman van Twente, belooft de bede en schatting slechts ten behoeve van de drie steden Deventer, Kampen en Zwolle te zullen heffen.
De besturen van de drie steden Deventer, Kampen en Zwolle sluiten onderling een overeenkomst met het oog op het optreden van een nieuwe bisschop te Utrecht, naar aanleiding van de door haar ten behoeve van Frederik van Blankenheim bisschop aldaar aangegane verbintenis om aan Reynold van Coevorden de hem beloofde som te voldoen.
Frederik, bisschop van Utrecht, maakt aan Zweder van Hekeren, ambtman te Coevorden en van Drente, en Johan Haghen bekend, dat hij het klooster Dikninge heeft vrijgesteld van alle aan de landsheer verschuldigde schatting.
Burgemeester en raad van Groningen schrijven aan Edo Wymekens, hoofdeling in Rustringen, over de klacht van de stad Bremen betreffende Groninger kapers.
Laurens Joncher, pastoor te Beilen, verklaart, dat Ludeken Meninge het Benningegoed op enige nader omschreven voorwaarden in erfpacht heeft ontvangen van het kapittel van St. Pieter te Utrecht.
Laurens Joncher, pastoor te Beilen, verklaart dat Ludeken Meninge ten voordele van de proosdij van St. Pieter te Utrecht afstand heeft gedaan van een jaarlijkse opbrengst, hem toekomende uit Benningegoed te Holten.
Frederik, bisschop van Utrecht, verklaart dat Gerit Comhaer, rentmeester van Salland, rekening heeft gedaan van uitgegeven en ontvangen gelden ter zake van de oorlog tegen Coevorden.
Arnoldus, abt te Dikninge, geeft advies over zes punten betreffende het samenwonen van klerken als broederschap zonder kloostergelofte, het lezen van geestelijke geschriften in de volkstaal enz.
Enige theologen en juristen, onder wie Arnoldus abt te Dikninge en Gherardus van Groningen, geven advies over sommige punten betreffende vrije samenwoning van geestelijken en leken.
Frederik van Blankenheim, bisschop van Utrecht, vergunt in tegenwoordigheid van Zweder van Hekeren aan enige personen een bedehuis te stichten op het goed Westerhoff en daar een regulierenklooster in te richten.
Sweder van Voorst, ambtman van Salland, verklaart het aan de drie steden Deventer, Kampen en Zwolle verpande slot Arkestein ten haren behoeve te zullen bewaren.
Gheert to der Hofstede, schulte te Yhorst, verklaart, dat Everd Guedesinghe en Eernst van Yselmuden met hun vrouwen aan het klooster te Dikninge hebben verkocht onder meer het goed Bozesteren aldaar en het overdroegen.
Zweder van Hekeren, ambtman te Coevorden, doet met andere gekozen scheidslieden uitspraak in een geschil tussen het klooster te Dikninge en Volkeer die Bloemer.
Ayleko Ferhildema en Reyner Eysinga dragen aan hertog Albrecht van Beieren het landschap Hunsingo op met alles, wat zij verder tussen Lauwers en Eems bezitten.
Hertog Albrecht van Beieren verklaart, dat Ayleko Ferhildema en Reyner Eysingha het landschap Hunsingo met al hun bezittingen tussen Lauwers en Eems aan hem hebben opgedragen en hij ze wederom aan hen en hun rechtverkrijgenden in erfleen heeft gegeven.
Omeko Snelgherzoon en Haye Wibben dragen aan hertog Albrecht van Beieren het landschap Fivelgo op met alles, wat zij verder tussen Lauwers en Eems bezitten.
Hertog Albrecht van Beieren verklaart, dat Omeko Snelgherzoon en Haye Wibben het landschap Fivelgo met al hun bezittingen tussen Lauwers en Eems aan hem hebben opgedragen en hij ze wederom aan hen en hun rechtverkrijgenden in erfleen heeft gegeven.
Tammo Gockenga en Menno Howarda dragen aan hertog Albrecht van Beieren het landschap 0ldambt op met alles, wat zij verder tussen Lauwers en Eems bezitten.