Voetwassen en wijndrinken in het klooster Assen
Oorkonde van de maand
Drents Archief, Arch. Abdij Assen, inv.nr. 11, reg. 88, 3 april 1474. (ass088)
Deze oorkonde geeft een interessant kijkje in het dagelijks leven in het klooster en het belang van kloosters voor de wereld daarbuiten. Op Palmzondag 1474 schenken Johan Marissinge en zijn vrouw Alijt een jaarlijks bedrag aan het nonnenklooster te Assen. Schenkingen als deze waren heel normaal en vormden een belangrijke inkomstenbron voor het klooster. Bijzonder aan deze akte is dat de schenkers nauwkeurig voorschrijven hoe het klooster hun geld moest besteden. Tekst van de oorkonde ...
Voetwassen op Witte Donderdag
Ieder jaar gebruikten de nonnen op de donderdag vóór Pasen (Witte Donderdag) een gezamenlijke maaltijd. Zij herdachten hiermee het Laatste Avondmaal dat door Jezus en zijn twaalf apostelen op de donderdag vóór Pasen gehouden werd. Bij deze maaltijd waste de abdis, de moeder-overste van het klooster, de voeten van de nonnen, net als Jezus dat volgens de bijbel bij zijn apostelen deed. Het naspelen hiervan - de baas wast de voeten van zijn minderen - is een typisch middeleeuwse wijze van herdenken. Door de handeling te herhalen voelden de nonnen zich nauwer betrokken bij de bijbelse gebeurtenissen in de dagen vóór Pasen.
Met wijn meer mans
Na afloop drinken de nonnen gezamenlijk wijn om de avond meer luister bij te zetten. Die wijn wordt voortaan betaald met het bedrag dat Johan Marissinge en zijn vrouw in deze akte schenken. In de oorkonde staat uitdrukkelijk dat de abdis met haar nonnen het bedrag 'opten Wytten Donredach verteren sullen in wijne in hoere collacien (= maaltijd)' als zij de handeling voltooid hebben, die 'God de Here sijnen jongeren selver dede op dessen voerscreven dach als dat he hoeren voeten dwoech (= hun voeten waste)'.
Het klooster en de wereld
Johan Marissinge en Alijt waren rijke inwoners van de stad Groningen. Zij waren natuurlijk zelf niet bij de maaltijd in het klooster. Door een bedrag te geven voor de wijn, deelden zij toch in de feestelijkheden op deze hoogtijdag en waren ze er toch een beetje bij. Zo is in deze oorkonde goed te zien dat middeleeuwse kloosters niet buiten de wereld stonden, maar ook een religieuze functie vervulden voor mensen die er niet zelf in woonden.
Middeleeuwse datering
De akte is gedateerd op 'm cccc (= 1400) ende vier ende soventich, op Palme dach', op de zondag vóór Pasen en dus ook vóór Witte Donderdag van dat jaar. In 1474 viel Palmzondag op 3 april. De middeleeuwers noteerden de datum meestal met feest- en heiligendagen. Tegenwoordig zijn dagen als Sint-Nicolaasavond (5 december), Sint-Maarten (11 november) en Sint-Valentijn (14 februari) nog bekend.
IJs- en andere heiligen
In de Middeleeuwen bewoog het hele dagelijkse leven zich rond het kerkelijk jaar. Zo kon het met de ijsheiligen nog erg koud zijn (de dagen van de heiligen Mamertius, Pancratius, Servatius en Bonifacius, tussen 11 en 14 mei: 'Het kan vriezen tot in mei, tot de ijsheiligen zijn voorbij'). Het midden van de zomer werd gevierd op Sint-Jan (24 juni, 'Na Sint Jan maait alleman'). Als het op Sint-Margriet (13 juli) regende, bleef het zes weken slecht weer ('Geeft Margriet geen zonnenschijn, het hooi zal licht bedorven zijn'). Het volksgeloof kent nog honderden spreuken en wijsheden die met heiligen samenhangen en aangeven hoe belangrijk de heiligenkalender voor de middeleeuwer was.
Vreemde woorden
De oorkonde is opgesteld in, wat wij tegenwoordig noemen, Middelnederduits, de schrijftaal die in heel Noordoost-Nederland en Noord-Duitsland algemeen gebruikt wordt, tot in de Baltische staten. Voor de hedendaagse lezer is het met enige moeite wel leesbaar, maar sommige woorden komen ons wat vreemd voor. Zo wordt gesproken over Johan Marissinge en zijn 'echte wijff' (echtgenote). Het woord 'wijff' wordt tegenwoordig alleen negatief gebruikt, maar destijds betekende het gewoon 'vrouw'. Ook woorden als 'collacie' (een kleine maaltijd, zoals nog in het Italiaans 'collazione') en 'dwoech' (van 'dwaen', wassen, verwant aan ons woord 'dweil') zijn tegenwoordig onbekend.
Zegelstaart
Met de oorkonde zelf is ook nog iets bijzonders aan de hand. De akte is voorzien van een zegel met het familiewapen van Johan Marissinge. Dit zegel is gehangen aan een strookje perkament (de zogenaamde zegelstaart) dat door de oorkonde is gestoken. Het bedrag dat Johan en Alijt schenken is hun aangeërfd van Johans vader. De oorspronkelijke akte waaruit dat blijkt, dateert van 1406 en is aan de oorkonde van 1474 bevestigd door de zegelstaart door een snede in de oude akte te halen. Dit wordt een transfix (letterlijk 'doorheenbevestiging') genoemd. Soms worden op die wijze nog meer oorkonden aan elkaar vastgemaakt, waardoor hele stapeltjes ontstaan van soms wel tien stukken perkament.
De tekst van de oorkonde
Ick Johan Marissinge ende Alyt, mijn echte wijff, bekennen ende betugen myt dessen openen breve voer ons ende voer onse erffgenamen, dat wij hebben opghedraghen ende overghegeven ewelike ende erfflike der eerbaren joncfrouwen Golden Stellinge abdyssen der cloesters van Assen myt hoeren ghemenen joncfrouwen alsodanige renthe als de breeff begrepen hefft daer desse breeff doer ghetoeghen is. Welke renthe voerscreven de abdysse mit horen jonfferen voerscreven opten Wytten Donredach verteren sullen in wijne in hoere collacien, als zie vervullet hebben dat ampt dat God de Here sijnen jongeren selver dede op dessen voerscreven dach als dat he hoeren voeten dwoech op dat wij Johan ende Alyt voerscreven doer wercke ende ander hoere gueder wercke, de ghescheen nacht ende dach in hoeren cloester voerscreven deelachtich moten worden in onsen leven ende in der doet. In oerkunde der waerheit. So heb ic Johan voerscreven voer mij ende voer Alijt mijn huusvrouwe ende voer onse erffgenamen mijnen seghel beneden an dessen breeff ghehangen. Ghegeven in 't jaer onss heren m cccc ende vier ende soventich op palmedach.