Eeuwige zielzorg
Oorkonde van de maand
Drents Archief, Arch. Abdij Assen, inv.nr. 10, reg. 77, 22 november 1460 (ass077).
Na het overlijden van pastoor Johan Hovynge, maken vier ‘hantghetrouwen’ of uitvoerders van het testament van de pastoor in deze akte bekend dat zij de nonnen van de abdij te Assen een jaarlijkse rente schenken uit Johan Barrynghe goed, gelegen in de buurschap van Zeyen. De rente bestaat uit een mud rogge. Tijdens zijn leven ontving pastoor Hovinge deze rente elk jaar zelf. Als tegenprestatie voor deze schenking zullen de Asser nonnen regelmatig voor de ziel van de pastoor bidden. Tekst van de oorkonde ...
Een pastoor te Sleen
Uit het testament van Johan Hovynge komt zo een memoriestichting voort. Een memorie is een fonds waaruit een (klooster)kerk betaald wordt voor liturgische handelingen voor een overledene, zoals het opdragen van een mis voor de betreffende persoon, het visiteren van zijn graf, of het bidden voor de overledene.
Pastoor en cureit
Pastoor Johan Hovynge was cureit van Sleen. Het woord cureit is afkomstig van het middeleeuws Latijnse woord ‘curatus’, dat zieleherder of meer precies parochiepriester betekent. Het woord cureit geeft de functie weer van de pastoor als verantwoordelijke voor de zielzorg van de parochianen. Bij de Reformatie verdween de rooms-katholieke geestelijkheid van het (openbare) toneel en maakte plaats voor predikanten en ouderlingen, die als ‘kerkenraad’ de zielzorgfunctie overnamen van de pastoor.
‘Ghemene conventspersonen’
De schenking wordt gedaan aan de ‘ghemene conventsperonen’. ‘Ghemene’ heeft uiteraard niets met eventuele negatieve karaktertrekken van enkele kloosterlingen van doen, maar verwijst naar de ‘gewone’ conventualen, in tegenstelling tot de nonnen die een bijzondere functie hadden, zoals de abdis of de priorin. Opvallend is dat de abdis niet apart wordt genoemd als begunstigde, want in veel andere akten is sprake van de ‘abdis en de gemene conventspersonen’.
Een mudde rogge Groninger mate
Het klooster krijgt voortaan elk jaar een hoeveelheid rogge van een mud volgens de Groninger maat. In de middeleeuwen was er een grote variëteit aan lengte-, oppervlakte- en inhoudsmaten. Dit bleef zo tot de invoering van het huidige decimale stelsel in de 19de eeuw. Droge waren, zoals graan, werden in Drenthe gemeten met de ronde maat, maar deze had een andere inhoud naar gelang de regio. In Zuid- en West-Drenthe werd de Zwolse maat gebruikt, in Zuidwest-Drenthe de Steenwijker maat, in Midden-Drenthe de Drentse maat en ten slotte werd in de rest van Drenthe de Groninger maat gebruikt. Zeijen ligt als Noord-Drentse plaats dus in het gebied waar de Groninger maat werd gebruikt. Het mud was volgens de Groninger maat 91,2 liter.
Marke en buurschap
Het ‘Johans Barrynghe gued’ is gelegen in de marke en buurschap van Zeyen. De marke was het gemeenschappelijke en onverdeelde grondbezit van een (Oost-Nederlands) dorp, in het bijzonder de onontgonnen grond. Met de buurschap wordt het dorp, de gemeenschap van eigenaren van erven bedoeld. De buren besloten samen over alle buurschapszaken, zoals gemeenschappelijk grondbezit (de marke), het gebruik van de es (verdeelde landbouwgrond), het vaststellen van boetes, zorg voor (water)wegen, en dergelijke.
De heilige Cecilia
De akte is gedateerd in het jaar 1460, op de dag van de heilige Cecilia. Deze dag viel elk jaar op 22 november. Cecilia was een Romeinse die stamde uit een senatorengeslacht. Ze stierf voor haar geloof, wat betekent dat ze een martelares is. Tegenwoordig is ze vooral bekend als patrones van de muziek. Allerlei fanfarekorpsen en muziekverenigingen hebben zich getooid met de naam Cecilia. Vanaf de veertiende en vijftiende eeuw wordt ze vaak afgebeeld met een orgel. Een beroemde afbeelding van Cecilia met orgel is een schilderij van Raphael uit 1515, waarop ze staat te luisteren naar het gezang van een hemels engelenkoor. In haar handen draagt ze een portatief, een draagbaar orgeltje.
Bekrachtiging van de oorkonde
Drie van de vier executeurs van het testament hebben hun zegel aan de akte gehangen. Dit zijn Johannes Pigge, Johannes Alberti en Bertold Perney. Van de vierde man, Henricus Pollynck, ontbreekt het zegel. In de akte valt te lezen dat Henricus zich aansluit bij de bekrachtiging van de akte maar dat hij zelf niet zegelt, omdat hij zijn zegelstempel niet bij zich heeft. Is Hendrik misschien met het verkeerde been uit bed gestapt of heeft hij zich verslapen, die zaterdagochtend van de 22ste november 1460? Wie zal het zeggen…
Een wildeman
De wildemannen zijn in Drenthe een bekend fenomeen: vele gemeentewapens vertoonden deze woeste lieden en het wapen van Coevorden wordt nog steeds door twee wildemannen op zijn plek gehouden. Zij symboliseren de vroegere bewoners die de provincie rijk voorzien hebben met hunebedden, grafheuvels en andere prehistorische objecten. Zij zijn echter niet aan het einde van de Oudheid uitgestorven om in de 20ste eeuw weer tot leven gewekt te worden. Het zegel van Johannes Pigge aan deze oorkonde vertoont bijvoorbeeld al een geknielde wildeman met zijn onafscheidelijke knots over de schouder.
De tekst van de oorkonde
Wij Henricus Pollynck, Johannes Pigge, Johannes Alberti ende Bertold Perney hantghetrouwen zaligen heren Johans Hovynghe, cureit was Sleen, doen kund ende openbaer allen luden dat wij hebben ghegeven ende gheven myt dessen yegenwordigen besegelden breve voir een testament den ghemenen conventspersonen dess cloesters toe Assen een stede mudde rogge Groninger mate over ende uut alle Johans Barrynghe gued woe ende oeck waer dat 't ghelegen is in der marke ende buersschapp toe Zeyyen jairlix dair uut den voirscreven goede toe manen, gheliker wijs als her Johan zaliger ghedachte dair over hadde ende dar uut toe boeren plach. Alsoe dat die selven coventspersonen dess cloesters voirscreven tot ewyghen daghen heren Johans voirscreven zijnre liever zielen sullen ghedencken den Heren dairvoir toe bydden. In orkonde der waerheit als voirscreven is, soe hebben wij Johannes, Johannes ende Bertold voirscreven onse segele beneden aen dessen breeff ghehangen, dair mij Henricus voirscreven mede aen belevet om ghebreck mijns segels. Ghegeven ind jair onss Heren dusent veerhundert ende sestich, opp sunte Cecilien dach der heiliger joncfrou.