Een proveniersbrief
Oorkonde van de maand Drents Archief, Arch. Abdij Assen, inv.nr. 17, reg. 142, 19 mei 1555. (ass142)
Deze oorkonde is een zogenaamde 'proveniersbrief'. Een provenier is een leek die zich inkoopt om de rest van zijn leven in een klooster te gaan wonen tegen bepaalde tegenprestaties. Het woord 'brief' is een verouderde aanduiding van een oorkonde. Het huidige woord brief heeft zijn betekenis pas sinds enkele eeuwen. Het is afgeleid van het Latijnse 'breve', kort, en is een verkorting van 'breve scriptum', kort geschreven stuk. Tekst van de oorkonde ...
Adel en patriciaat
In de aanhef van de akte worden abdis Elteke Roltemans, priorin Else Koenders en kelderse Beerte Vosses met name genoemd. Het bestuur van het vrouwenklooster te Assen werd door vrouwen gevoerd. De bewonders van dit klooster waren meest leden van adellijke of patricische families uit Drenthe en de stad Groningen. Bij een kloosterintrede als non of monnik was het noodzakelijk een rente, een geldbedrag of onroerende goederen te schenken aan het klooster. De intrede werd gezien als een geestelijk huwelijk, vandaar dat men de inkoopsom als bruidschat (Latijn 'dos') beschouwde. Niet iedereen kon zich dat veroorloven en dus waren het vooral telgen uit rijke families die intraden in een klooster en later belangrijke functies konden krijgen in het convent.
Een provenier
Hynryck Eggynghe koopt een 'provene' van het klooster Marienkamp te Assen. Dat betekent dat hij in de kost gaat bij dit klooster. Hij mag eten in het 'melckhuus' samen met de andere proveniers. Waarschijnlijk was dit een ruimte waar melk bewaard of boter gemaakt werd. De oorkonde geeft ons inzicht in de bijgebouwen die op het kloosterterrein stonden. Elke dag mag Hynryck een kroes bier halen uit de kloosterkelder en elk jaar krijgt hij net als de andere proveniers in het klooster stof (voor kleding), hemden en schoenen. Bij ziekte wordt hij in het klooster verpleegd. Na Hynrycks dood zullen de nonnen voor hem bidden en missen voor zijn nagedachtenis opdragen.
Werkzaamheden
Als tegenprestatie treedt Hynryck in dienst van het klooster als portier. Verder houdt hij toezicht op de voedseluitdeling aan de armen en het beheer van de armenkas en zal hij helpen met bakken en bierbrouwen. Voor al deze werkzaamheden staat hij onder toezicht van de abdis. Ten slotte geeft hij het klooster een geldbedrag. De intrede van Hynryck als provenier van het klooster te Assen illustreert dat kloosters in de middeleeuwen en de zestiende eeuw niet buiten de maatschappij stonden, maar juist een belangrijke sociale functie hadden.
Middeleeuwse datering
De akte is gedateerd op 'ducent vijffhundert ende vijffenvijchtych des sondaeghes voer Assencionis'. Dit betekent: in het jaar 1555 op de zondag voor Hemelvaart. De middeleeuwers noteerden de datum meestal met feest- en heiligendagen. In 1555 viel Hemelvaart (de zesde donderdag na Pasen) op 23 mei en de zondag ervoor dus op 19 mei. Hemelvaart was en is een belangrijke christelijke feestdag. Daardoor werd de dag dikwijls gebruikt om aan de hand daarvan oorkonden te dateren. Erg nauwkeurig was men over het algemeen overigens niet met spelling. De woorden 'ducent', 'vijffenvijchtych' en 'Assencionis' vinden we in het andere exemplaar dat van deze oorkonde bewaardgebleven is, op 'normale' wijze gespeld.
'nye vonden en andere lystycheden'
In de akte wordt bepaald dat familieleden 'geen anspraeke' mogen maken 'myt gheestlijken of waerlyken rechten, mit nye vonden of andere lystycheden' op bepaalde bezittingen van Hynryck. Er wordt mee bedoeld dat familieleden niet door middel van geestelijk of wereldlijk recht in het algemeen en door listige juridische trucs in het bijzonder aanspraak kunnen maken op bezittingen die Hynryck aan het klooster heeft geschonken. Uit oorkonden kunnen we veel leren over de rechtspraktijk en de ontwikkeling van de schriftcultuur in de late Middeleeuwen.
Bier als volksdrank
Hendrik mag elke dag een kroes bier halen in de kelder. Het klooster Marienkamp had net als andere kloosters in de middeleeuwen zijn eigen brouwerij. In de middeleeuwen bestond een tekort aan schoon drinkwater. Daarom dronk men vaak bier in plaats van water. Dit bier had een laag alcoholpercentage. In de stad Groningen waren vroeger veel brouwerijen gevestigd aan de Hoge en Lage der Aa, die hun bier brouwden van het schone water uit de Drentse Aa.
De ziekenzaal
In de akte wordt bepaald dat de Hendrik bij ziekte verpleegd zal worden in het ziekenhuis van het Asser klooster. Van het cisterciƫnzer klooster te Aduard is de ziekenzaal bewaard gebleven en men kan daar dus een indruk krijgen hoe zo'n ziekenzaal er heeft uitgezien. Na de Reformatie is de ziekenzaal te Aduard in gebruik genomen als kerk.
De zegelaars
Door bezegeling werd een oorkonde rechtsgeldig. De beide partijen in deze rechtshandeling, enerzijds het klooster en anderzijds Hynryck, zegelen beiden, omdat er voor beide partijen rechten en plichten worden vastgelegd. Voor het klooster doet dat de abdis, die haar eigen zegel had. Aangezien Hendrik, net als de meeste mensen, geen eigen zegel voerde, heeft hij Steven Broeils, de schulte uit zijn woonplaats Rolde voor hem laten zegelen. Een schulte was een soort combinatie van een rechter en een notaris. Het zegel van Steven Broeils is thans verloren. Wel beschikken we nog over een zwartwitfoto.
De tekst van de oorkonde
Wij Elteke Roltemans, abdisse, Else Koeners, priorinne, Beerte Vosses, keldersche, mytten ghemenen senioren des convents tho Assen bekennen ende betueghen myt desen openen bezeghel[d]en breve voer ons ende onse naekoemelynghe dat wij eendrachtelijke myt gueden wylle ende consent hebbe ghegheven ter eere Goedes Hynryck Eggynghe ene stede ende provene in onse cloester op al soedaenyghe vorwerden: dat Hynryck voerscreven sal de poerte truwelijken verwaeren ghelijck he gheloevet heft myt slueten ende opdoen ende sorchwoldyc tho wesen op den armen ende op de kost ende spijse ende op dat guedet der armen thoe sene ende Hynryck voers. sal des convents profijt doen in allen waer he kan ende mach ende mede thoe backen ende thoe brouwen gaen wanneer he dat bekoemen kan ende in allen warken wes he doen kan sal he hem guedtwyllych maeken ende Hynrick voerscreven sal gaen eten int melckhuuus [sic!] myt den anderen proveners ende he sal des daeghes oen [sic!] kroes beers haelen uut des convents kelder ende men sal hem des jaers oec gheven twe elle wandes ende heemden ende schoen ghelijck ander proveners ende als he kranck wort, soe sal he wesen int broeder seeckhuuus [sic!]. Daer sal men hem waerynghe doen ghelijck den broeders. Ende men sal hem doen nae sijn doet myt ghebeden ende almyssen ghelijck den anderen proveners. Hyr omme heft Hynryck voers. den convente voers. weder omme in danckberheyt ghegheven hundert emder gulden ende soeventyne myn tyn stuvers ende he heft gheloevet den convente truwe thoe wesen in allen dynghen. Ende ick Hynryck voers. loeve een eerlijck levent tho leyden by verlus mijnre provene ende of ic anders dede dan 't behoerlijc were, soe sal ic wesen onder der vrouwen ende supprior hoersamheyt ende correctien ghelijck de ander proveners. Ende of ic mij vermidts den echten staedt of ander zaeken de des convents ere muchten angaen ofte in enyghen anderen ghebreckelijken zaeken velle, daer ic dese voerwerden muchte mede inbreken ofte in enyghen anderen maeneren mij doch wolde van dat convent geven, soe sal dese breef ende de bewijssynghe tho neet wesen ende ic sal gheen anspraeke hebben op de voers. pennyghen [sic!], noch op arbeytsloen want my gheen loen gheloevet is. Ende al myn guedt dat ic hebbe reppelijck ende onreppelijck, beholtelijc allene dat mij noch ansterven mach, daer sal 't convent gheen anspraeke op hebben. Dan wes ic noch hebbe of mach wynnen myt koeppenschap of myt ander practijken, daer soelen mijn arfghenaemen gheen anspraeke op hebben myt gheestlijken of waerlijken rechten, myt nye vonden of ander lystycheyden, want ic de voers. guederen den convente ghegeven ende gegunt hebbe. In oerkunde der waerheyt hebbe wy Elteke Roltemans, abdisse voe[r]s. onse zeghel beneden an desen breef ghehanghen unde want ic Hynryck voers. gheen zeghel ghebrueke, soe heb ic den ersaemen Steven Broeyls, scholte toe Rolde, ghebeden voer mij ende over mij tho bezeghelen, dat ic Steven voers. om Hynryck voers. bede gheerne ghedaen hebbe unde hebbe mijn zeghel mede onder an desen breef ghehanghen. Hyr hebben over ende bij ghewest Hynryck Eggynghe, woenende thoe Wijzer, ende Johan Wylbers thoe Elp. Ghegheven in 't jaer ons heren ducent [sic!] vijffhundert ende vijffenvijchtych [sic!] des sondaeghes voer Assencionis [sic!].
Deze oorkonde is een zogenaamde 'proveniersbrief'. Een provenier is een leek die zich inkoopt om de rest van zijn leven in een klooster te gaan wonen tegen bepaalde tegenprestaties. Het woord 'brief' is een verouderde aanduiding van een oorkonde. Het huidige woord brief heeft zijn betekenis pas sinds enkele eeuwen. Het is afgeleid van het Latijnse 'breve', kort, en is een verkorting van 'breve scriptum', kort geschreven stuk. Tekst van de oorkonde ...
Adel en patriciaat
In de aanhef van de akte worden abdis Elteke Roltemans, priorin Else Koenders en kelderse Beerte Vosses met name genoemd. Het bestuur van het vrouwenklooster te Assen werd door vrouwen gevoerd. De bewonders van dit klooster waren meest leden van adellijke of patricische families uit Drenthe en de stad Groningen. Bij een kloosterintrede als non of monnik was het noodzakelijk een rente, een geldbedrag of onroerende goederen te schenken aan het klooster. De intrede werd gezien als een geestelijk huwelijk, vandaar dat men de inkoopsom als bruidschat (Latijn 'dos') beschouwde. Niet iedereen kon zich dat veroorloven en dus waren het vooral telgen uit rijke families die intraden in een klooster en later belangrijke functies konden krijgen in het convent.
Een provenier
Hynryck Eggynghe koopt een 'provene' van het klooster Marienkamp te Assen. Dat betekent dat hij in de kost gaat bij dit klooster. Hij mag eten in het 'melckhuus' samen met de andere proveniers. Waarschijnlijk was dit een ruimte waar melk bewaard of boter gemaakt werd. De oorkonde geeft ons inzicht in de bijgebouwen die op het kloosterterrein stonden. Elke dag mag Hynryck een kroes bier halen uit de kloosterkelder en elk jaar krijgt hij net als de andere proveniers in het klooster stof (voor kleding), hemden en schoenen. Bij ziekte wordt hij in het klooster verpleegd. Na Hynrycks dood zullen de nonnen voor hem bidden en missen voor zijn nagedachtenis opdragen.
Werkzaamheden
Als tegenprestatie treedt Hynryck in dienst van het klooster als portier. Verder houdt hij toezicht op de voedseluitdeling aan de armen en het beheer van de armenkas en zal hij helpen met bakken en bierbrouwen. Voor al deze werkzaamheden staat hij onder toezicht van de abdis. Ten slotte geeft hij het klooster een geldbedrag. De intrede van Hynryck als provenier van het klooster te Assen illustreert dat kloosters in de middeleeuwen en de zestiende eeuw niet buiten de maatschappij stonden, maar juist een belangrijke sociale functie hadden.
Middeleeuwse datering
De akte is gedateerd op 'ducent vijffhundert ende vijffenvijchtych des sondaeghes voer Assencionis'. Dit betekent: in het jaar 1555 op de zondag voor Hemelvaart. De middeleeuwers noteerden de datum meestal met feest- en heiligendagen. In 1555 viel Hemelvaart (de zesde donderdag na Pasen) op 23 mei en de zondag ervoor dus op 19 mei. Hemelvaart was en is een belangrijke christelijke feestdag. Daardoor werd de dag dikwijls gebruikt om aan de hand daarvan oorkonden te dateren. Erg nauwkeurig was men over het algemeen overigens niet met spelling. De woorden 'ducent', 'vijffenvijchtych' en 'Assencionis' vinden we in het andere exemplaar dat van deze oorkonde bewaardgebleven is, op 'normale' wijze gespeld.
'nye vonden en andere lystycheden'
In de akte wordt bepaald dat familieleden 'geen anspraeke' mogen maken 'myt gheestlijken of waerlyken rechten, mit nye vonden of andere lystycheden' op bepaalde bezittingen van Hynryck. Er wordt mee bedoeld dat familieleden niet door middel van geestelijk of wereldlijk recht in het algemeen en door listige juridische trucs in het bijzonder aanspraak kunnen maken op bezittingen die Hynryck aan het klooster heeft geschonken. Uit oorkonden kunnen we veel leren over de rechtspraktijk en de ontwikkeling van de schriftcultuur in de late Middeleeuwen.
Bier als volksdrank
Hendrik mag elke dag een kroes bier halen in de kelder. Het klooster Marienkamp had net als andere kloosters in de middeleeuwen zijn eigen brouwerij. In de middeleeuwen bestond een tekort aan schoon drinkwater. Daarom dronk men vaak bier in plaats van water. Dit bier had een laag alcoholpercentage. In de stad Groningen waren vroeger veel brouwerijen gevestigd aan de Hoge en Lage der Aa, die hun bier brouwden van het schone water uit de Drentse Aa.
De ziekenzaal
In de akte wordt bepaald dat de Hendrik bij ziekte verpleegd zal worden in het ziekenhuis van het Asser klooster. Van het cisterciƫnzer klooster te Aduard is de ziekenzaal bewaard gebleven en men kan daar dus een indruk krijgen hoe zo'n ziekenzaal er heeft uitgezien. Na de Reformatie is de ziekenzaal te Aduard in gebruik genomen als kerk.
De zegelaars
Door bezegeling werd een oorkonde rechtsgeldig. De beide partijen in deze rechtshandeling, enerzijds het klooster en anderzijds Hynryck, zegelen beiden, omdat er voor beide partijen rechten en plichten worden vastgelegd. Voor het klooster doet dat de abdis, die haar eigen zegel had. Aangezien Hendrik, net als de meeste mensen, geen eigen zegel voerde, heeft hij Steven Broeils, de schulte uit zijn woonplaats Rolde voor hem laten zegelen. Een schulte was een soort combinatie van een rechter en een notaris. Het zegel van Steven Broeils is thans verloren. Wel beschikken we nog over een zwartwitfoto.
De tekst van de oorkonde
Wij Elteke Roltemans, abdisse, Else Koeners, priorinne, Beerte Vosses, keldersche, mytten ghemenen senioren des convents tho Assen bekennen ende betueghen myt desen openen bezeghel[d]en breve voer ons ende onse naekoemelynghe dat wij eendrachtelijke myt gueden wylle ende consent hebbe ghegheven ter eere Goedes Hynryck Eggynghe ene stede ende provene in onse cloester op al soedaenyghe vorwerden: dat Hynryck voerscreven sal de poerte truwelijken verwaeren ghelijck he gheloevet heft myt slueten ende opdoen ende sorchwoldyc tho wesen op den armen ende op de kost ende spijse ende op dat guedet der armen thoe sene ende Hynryck voers. sal des convents profijt doen in allen waer he kan ende mach ende mede thoe backen ende thoe brouwen gaen wanneer he dat bekoemen kan ende in allen warken wes he doen kan sal he hem guedtwyllych maeken ende Hynrick voerscreven sal gaen eten int melckhuuus [sic!] myt den anderen proveners ende he sal des daeghes oen [sic!] kroes beers haelen uut des convents kelder ende men sal hem des jaers oec gheven twe elle wandes ende heemden ende schoen ghelijck ander proveners ende als he kranck wort, soe sal he wesen int broeder seeckhuuus [sic!]. Daer sal men hem waerynghe doen ghelijck den broeders. Ende men sal hem doen nae sijn doet myt ghebeden ende almyssen ghelijck den anderen proveners. Hyr omme heft Hynryck voers. den convente voers. weder omme in danckberheyt ghegheven hundert emder gulden ende soeventyne myn tyn stuvers ende he heft gheloevet den convente truwe thoe wesen in allen dynghen. Ende ick Hynryck voers. loeve een eerlijck levent tho leyden by verlus mijnre provene ende of ic anders dede dan 't behoerlijc were, soe sal ic wesen onder der vrouwen ende supprior hoersamheyt ende correctien ghelijck de ander proveners. Ende of ic mij vermidts den echten staedt of ander zaeken de des convents ere muchten angaen ofte in enyghen anderen ghebreckelijken zaeken velle, daer ic dese voerwerden muchte mede inbreken ofte in enyghen anderen maeneren mij doch wolde van dat convent geven, soe sal dese breef ende de bewijssynghe tho neet wesen ende ic sal gheen anspraeke hebben op de voers. pennyghen [sic!], noch op arbeytsloen want my gheen loen gheloevet is. Ende al myn guedt dat ic hebbe reppelijck ende onreppelijck, beholtelijc allene dat mij noch ansterven mach, daer sal 't convent gheen anspraeke op hebben. Dan wes ic noch hebbe of mach wynnen myt koeppenschap of myt ander practijken, daer soelen mijn arfghenaemen gheen anspraeke op hebben myt gheestlijken of waerlijken rechten, myt nye vonden of ander lystycheyden, want ic de voers. guederen den convente ghegeven ende gegunt hebbe. In oerkunde der waerheyt hebbe wy Elteke Roltemans, abdisse voe[r]s. onse zeghel beneden an desen breef ghehanghen unde want ic Hynryck voers. gheen zeghel ghebrueke, soe heb ic den ersaemen Steven Broeyls, scholte toe Rolde, ghebeden voer mij ende over mij tho bezeghelen, dat ic Steven voers. om Hynryck voers. bede gheerne ghedaen hebbe unde hebbe mijn zeghel mede onder an desen breef ghehanghen. Hyr hebben over ende bij ghewest Hynryck Eggynghe, woenende thoe Wijzer, ende Johan Wylbers thoe Elp. Ghegheven in 't jaer ons heren ducent [sic!] vijffhundert ende vijffenvijchtych [sic!] des sondaeghes voer Assencionis [sic!].